wikkeling van het gevalletje, die hem bevordering en bevrediging beide moest brengen, „anders gaat U maar mee naar ’t bureau, want ik heb personsie op u....”
Een troepje marktlui en voorbijgangers waren langzaam vooruitgedrenteld en stonden nu zonder een woord, door de politiezaak verschrikt, bij Lion te luisteren.
Maar Rosenstein, die dadelijk voelde, dat zij hèm verdachten, dat zij misschien plezier zouden hebben van een nieuwe gevangenisstraf, draaide zich opeens met zacht-warm wraakgenot in de halfopen oogen naar den rechercheur en zei: „Hoor is meneerr.... ik zeg all.... vanzellef.... ik mag niet be-schuldigenn.... ik ben geen gerechtsdienaar, ik ben niet van et gerecht.... maar a’j bij déze persoon, bij déze persoon,” wees hij naar Joop, die, roerloos, met groote oogen, als achter een gaas, hem stond aan te hooren — „a’j bij deze persoon in huis gaat kijkenn.... dan is ’t wel mogelikk.... zie je, dan is ’t wel mogelik da’j wat van je gading vindtt....”
Als met zware slagen stom en lam gegeeseld stond Joop bijna wankelend van beving, vóór hen. Hij voelde het nu, duidelijk; óm hem in een kring was de diepe kuil gegraven; geen enkele stap meer, of hij stortte omlaag; het was er opeens, ontzaglijk, om voor weg te duiken, om van naar omhoog te vliegen, donker, moordend en toch onontkoombaar: het ongeluk.... Hij kon zich niet bewegen en niet spreken; zijn gedachten konden zelfs den wereld-grooten haat tegen Lion, den haat om hem ineens, met één klap, dood te slaan, niet bereiken, onder het zwoegen van dien drang, om alleen nog maar te ontkennen, hardnekkig te ontkennen zóó dat men het niet zien zou, ginds achter in zijn huis, het lood, het halve karretje vol lood. En tóch.... hij wist ’t zoo zeker nu: het zou gebeuren. Ze zouden ’t zien, en meenemen, en vérder.... al wat verder kwam: de vreeselijke helerstraf.... de verschrikking van de gevangenis, jaren achtereen, alsof voor zijn heele verdere leven nu alle sjofelste geluk was vernietigd.
„Zóó,” hoorde hij den rechercheur zeggen, „zóó, déze persoon. Nou, dat moet dan maar even gebeuren.... dan moet U maar even met me meegaan....”
16
241