gend het stille liefdespel der druischende stoetende bewegingen.
Maar de slechte dansers trokken zich gauw terug, want de muzikanten hadden als altoos op dat oogenblik, tegen het verlangen in van velen, de polkawijs gestaakt; en ingezet werd nu de zinnelijker paaiende, pas echt in den dans ontroerende melodie van den wals. Nu traden met lange rekkingen van het lichaam zoet gretig de vrouwen op haar mannen toe, langzaam uitgelatener, langzaam van hen allen geweken de kille verstramming der schennende dagendingen.
Zij leefden. Teerder omvingen de armenparen de leesten, en meer gebogen en veerend stond de lijn uitgezet van de dansmaat. In fijner en vrijer orde zwenkten zij nu achtereen rond: enkel de dans, en enkel de leiding van de slechte muziek, door de reeë verbeelding tot beter omgezegend. En in bewegingen naar elkaar en öm elkaar zacht opgestooten, feestten zij het innige duren uit van het zeldzaam aangetreden geluk.
De jongeren lachten elkaar de zich ontspannende liefde toe, die de eigen oogen niet waarnemen konden; en als een wonderlijke keer van levensvreugde was den ouden die dansende ommegang, alsof zij weer vrije kinderen waren bij spel en muziek die de vrijheid omhoog droeg. Een half uur achtereen walsten zij zoo rond, telkens in een nieuwe groepeering; de vermoeiden namen een rustpoos en keerden met onuitgesproken hartstocht op den dansvloer terug; en steeds door zongen de slechte instrumenten, altijd dezelfde drie of vier oude walsmelodiecn; neuriënd begeleidden de vrouwen ze met haar stemmen en sloten er bet verband mee rond van de generaties en van de sexen, als in een wijde warme omhelzing.
Een lichte dronkenschap vlaagde over hen allen aan, ongeweten, een glans van het levensfeest, heel het jaar door hun bedrijvend streven miskend. De knapsten alleen waren tot het laatst toe door blijven dansen, door een wijden kring van rustenden aangezet en toegejuicht; ouwe Beem en zijn aanstaande schoondochter Fietje walsten kalm volhoudend
221