de verwarrende schaamte, die hem van den dronken schreeu-w'er tusschen den oploop weg had doen rennen door de drukke Zaterdagavondstraat.
„’k Weet niet.... za k sterreven, ’k weet niet wa’k doèn zal," zei hij voor zich heen, „wat moet je met die vuile lui beginnen....? ze laten je niet los.... daar komt in ’t geheel geen end an op die manier....”
..Wat willen ze dan?” vroeg Joop.
..Och.... wat willen ze.....” zei hij minachtend.... „dat geloof
je in ’t geheel niet a’k ’t je vertel.... raad es? da’k met ’r trouwen zal....! nogh! wat zeg je daar nou van? dat zal ’r wel anstaan.... waarom niet?”
Joop lachte. „Daar was ’t misschien om te doen,” zei hij met onmerkharen spot.
..Is dat dan géén gekkemanswarrek?” spotte Hartog, zonder in zijn ijdelheid de dwaze gedachte te kunnen loslaten, „is dat dan van mijn te verregen....? ku j dan zoo n mensch in je huis nemen? hoort die dan hij mij?.... nou praten ze van onbillijk.... gemeen.... nogh! dan kun ze me toch net zoo goed mijn nek afsnijen.... moet je dan je heele leven vast zitten....? nou ja.... je bent toch geen kind.... voor één oogenhlikje vergissing?.... dat is toch stapel.... of niet?”
„Laawe es eerlijk praten,” zei Joop,'„heeft ze geld van je gehad?”
..Ze heeft me wat gevraagd," sprak Hartog luider, nu in zijn hartstochtelijker verdediging niet meer hij machte zacht te spreken, „en "k heb "r vijftig gulden gegeven.... twintig rijksdaalders heb "k ’r gebracht, toe ’t gebeurd was.... Toe ze in de kraam lag.... twintig rijksdaalders.... da’s toch geen klein beetje voor mij, wel?.... nou laten ze me niet met rust....! nou willen ze d’r al maar méér uitslaan....! nou moet ’k steeds maar weer bloeden....! "t is ’n verdomd werrek.... had t ’r maar gegaan zooals je nichtje Naatje? was ze <’>ók maar alleen gebleven?”
..Hoe allecnig gebleven,” vroeg Joop.....,-wat is dat dan...."
..Je neeve Moos zijn vrouw.... die heeft toch van de week ’n missie gehad?.... had dat maar an haar gebeurd....? ’n beetje
203