van ’n ander en weer nacht maken zonder cent in huis.... hoe kwam-ie de nieuwe weèk weer door? Al driemaal was-ie hij Oorac Sam geweest, om nog es te proheeren centen te krijgen, geen hoer wou ’m meer horgen. Maar die wou zeker ook van ’m af wezen, hij hield zich niet thuis, daar zaten ze zeker tusschen van de overkant. En dan.... as-ie heelemaal geld zou hebhen.... wat zou-ie koopen? Hij durrefde niet eens "n heel heest an, ’t ging in geen week weg; waar was uitkomst? Alleen met geld. met kapitaal, en dan kon-ie hier nog wel uit-snijen, want zij hadden het er eenvoudig op gezet man, om hem uit de straat weg te krijgen! Geen ontkomen aan, hij wist het al lang.
Langzaam, na dagen, bekroop hem de benauwende wanhoop geen uitweg meer te weten en de volkomen armoede het huis te zien bezetten.
Aldus in de klem. begon-ie allengs moedeloos, zijn uiterlijk te verwaarloozen: zijn hecle handel verloor z’n trouwe attentie. Overdag ontbrak hem de lust, om den hoer op te gaan; dan liep-ie den winkel rond, uren bezig met het klaarmaken van een pondje vleesch voor de weinige overgebleven klanten, of met een mandje ..vleeschheenen” op z’n rug, slenterde hij om die kwijt te raken, de hecle stad door. Vroeger, toen hij kort na de oneenigheid thuis in zijn zaakje gekomen was. en pal tegenover hen zijn huisje had gehuurd, had-ie gevochten met brutalen moed. pijnlijk voortgekrabbeld in weerwil van zijn verlies, maar met nieuwe drift telkens zich weer opgeworsteld, onder het al half armoe lijden weken lang. En dan was hij weer opnieuw begonnen; feller en met hijgenden wil concurreerde hij, hooghartig zweeg hij bij ontmoetingen en het vee onderkocht hij hij de hoeren voor hun oogen. Heerlijk had hij zich toen hun bevechter geweten; zij begluurden elkaar achter gordijnen, de klanten telden zij in eikaar s winkel. Met groote reepen carton voor de ramen bevochten zij elkaar, lieten de prijzen steeds zakken, en publiceerden tweemaal per week, met onder elkaar geplaatste advertenties, in de plaatselijke bladen hun uiteengaan; het scheen soms of zij. uit louter lust tot sarren, hun winst en inkoop-
194