Ja, Joop had ’t van den overkant wel gezien.... ’n nieuwe vrouwe, ’n nieuwe zaak.... nieuw geld: nou ging ie naar de Schans, ze hadden sterke longen gekregen, daar zou-ie ’t deze keer niet tegen volhouen.
Nu de boeren hem geen crediet meer gaven, leende hij geld om een stuk slachtvee te knopen; en om menschen in den winkel te krijgen, sloeg hij af en af en wèer lager en nog een stuiver, tot er geld verloren was, als de haken zonder vleesch raakten. Dan moest op het geleende de oom of enkele vriend blijven wachten, omdat in de kamer achter den winkel, aan de bedreigde tafel, met de kinderen van de koopsom was gegeten.
De mannen aan de overzij lolden en stieten elkaar aan om de kerkhof-leege zaak van den uitgeputten concurrent. Om de veertien dagen hing er ’n stukje kreng an de haak, waar zij niet naar omkeken.... Hij zon wel goochem wezen en zich gauw uit de voeten maken. „Misschien kan-ie nog wat voor zien vrouw maken” — lolde Meijertje, maar Sam zei dat niemand daar wat op gaf, op zoo’n mager beestje.
Een middag was Sam thuis gekomen en vertelde, dat Joop hij de hoeren kwaad van hen gesproken had.
Nou zou Vader toch wel verstandig worden hè? En es goed zien, met wie ze te doen hadden. Aardig had-ie ze belasterd, ja, niet an hèm, dat zou ’m zien zorreg wezen, maar an Vader en Moeder,.... de boerin die had hem, Meijer, geen asem willen geven, zoo had die meneer gelasterd.
Die vrome gojje (christenvrouw) zei: nee, met hèm wou ze niks te doen hebben.... zulleke goddelooze menschen, die zoo omgingen met hun eigen broer, en nog wel de Vader en de Moeder öok, daar wou ze niet mee handelen, 't Vette kalf, dat hij ze kapot wou gaan, bleef voor Joop bewaard en anders kreeg ’t een ander, maar hij niet.
Natuurlik had hij dat verteld, wie anders? Dat Vader alles goed vond en ze tegen hem opstookte, omdat-ie geen vrouw met centen had genomen. En hij de kennissen ging Vader zeggen dat ze ’m niet meer leenen moesten, om "m kapot te maken, en dan gingen ze voor de deur d’r om staan lachen!
185