„Maar van de gassene kennen ze mekaar al,” kon Jette nu wat rustiger volhouden, daar ze iets had toegegeven, „nou ja, dat kan me oók wel begrijpen, niet? van ’n gassene komt ’n gassene....”
„Och zeker.... dat is ook zoo,” triomfeerde vrouw Zadoks, „dat zal me meestal zien.... Foei, foei.... en ze zeien nog wel dat Moos die was eerst naar Amsterdam geweest om de boel in orde te maken en toé was jullie Sam gegaan....” „Allemaal verdraaid....” lei Jette eenvoudig uit, nu in het rustiger tegenover elkaar zitten, met stil binnen in de lijven een haatgerommel en in gedachten gefluisterde verwenschin-gen, „ja, is Moos naar Amsterdam geweest om d’r over te praten en ja is Sam toen gegaan; maar kennis hebben ze toch al an mekaar gekregen met de gassene van Naatje.... d'r wordt daarom nog wel es een woordje over gesproken.... dat begrijp je toch wel.... ’t is maar geen broodje hij de hakker! Ja.... ’n aardig iets!.... niemand gaat daar maar op losse gronden.... en och, dat bleef in de femilie, dat begrijp je; ze hadden nou eenmaal zin in mekaar.... toen heeft Moos daar ’n woordje over gepraat met de ouwe lui, maar anders ook niks.... Ja, de rechte soort.... ze zijn ook maar niet uitgelaten met mekaar....”
„Ja, dat zal ook wel,” zei vrouw Zadoks volkomen tevreden, „dat zal wel.... nou.... ze zeggen.... ’t moet ’n heel knap paar wezen.... werachtig hoe ze allemaal góeds van ze gesproken hebben....”
„Zij is ’n mooi meisje,” pochte Jette, „ja, ’n fijn meisje, ’n dame hoor, ja, ’n mooie meid hoor....”
„Jazeker,” herhaalde vrouw Zadoks, „ze hebben d’r veel over gepraat, ’t moet ’n heel knap paar wezen. Nou, Naatje is óok niet leelijk— nee werachtig niet! nee, lange niet hoor, née. ’t Spijt me da’k ze nou niet even kan zien....”
„Dan kom je mórgen even,” noodigde Jette met aandrang, „je kunt toch morgen even komen, narrente....”
„Och nee,” nikte vrouw Zadoks verlegen, „da’s me te veel gegeneerd.... om zoo midden in de week te komen....”
,,Och.... kom mórgen even!” drong Jette zingend aan, en ze
180