lijking van die genoegzaamheid ook werkelijk smartelijk oprecht. „Dat zal ’k ook niet zeggen,” sprak Jette nu kalm, „een pretje wik ook wel es meemaken; en net zoo a’j zegt, op vierduiten heeft niet noodig gekeken te worden. Maar-è.... wat ’k zeggen wil,” hegon ze nu los te laten, „dat-ie in Am-sterdaam is, de gassene, nou dat geloof 'k niet; ik denk dat ze ’in hier wel maken zullen.... Mienè, Mienè!” riep ze naar achter, „kom je even de boel wegnemen? Och neé,” hoog ze zich naar vrouw Zadoks, zachter sprekend, „óch, ze vinden ’t allemaal veel gezelliger hier.... nou-è.... feitelijk wónen doet ze ommers daar niet, want ze heeft toch ommers geen vader of moeder meer, en Naatje die heeft óok gassene hier gedaan; nou, de ouwe lui die wouen dan wel liever dat d"r eene van de twee hij hun uit huis zou trouwen; óch zooas dat gaat, hè; maar zij wouen dan allemaal maar liever van hiér dan maar.”
„Moe’k de boel maar naar de keuken meenemen, juffer?” vroeg vrouw Bart in de deuropening. Zij en vrouw Zadoks groetten elkaar met weifelenden knik: Jette bleef zitten.
„Och ja, neem ’t maar naar achteren,” zei ze, om voor Miene begrijpelijk te maken, dat vrouw Zadoks haar ophield, „’k zal je strakkies wel even beliepen.... ze komen daar thuis en dan moet de boel hier an kant wezen....”
Onderwijl Miene de tafel af ruimde, hield vrouw Zadoks een oogenblik haar verdere vragen terug. Jette sprak zachter, als in de onderscheidende vertrouwelijkheid tot de visite, bij de aanwezigheid van iets van personeel.
„Vin-je dat geen aardig kleurtje?” vroeg ze een complimentje voor haar blauwe japon.
„Oja? ’n nieuwe?” nikte vrouw Zadoks, „jazeker, met gezónd! 'k hel) niet geweten dat "t ’n nieuwe was.... jaa zéker, ’n mooi kleurtje, ’n héél, héél lief kleurtje, laat es voelen,” vroeg ze, Jette’s mouw betastend, „nou,” deed ze bedenkelijk, „de stof daar hebben ze je zeker mee te pakken gehad: of hè’j d’r niet duur voor betaald? nee, zeker niet duur geweest hè?” sneed ze allen tegenspraak af, „maar mooi is ’t
176