gen vanaf de rekkende mondspleet tot de vriendelijkheid huichelende oogen. De oogen die Jette poogden toe te lachen, droegen desondanks in hun hlik de onzekerheid van het dubbelslachtige: naast de valschc genegenheid die voorop ging, het boosaardige wrochten van de hersenen die geen beter doel kregen toegewezen.
Ook Jette die uit haar kleine maar heftige smart was opgestaan, vergiste zich niet.
„Kom maar binnen tenminste,” noodde Jette, en greep naar de deur, om die achter haar te sluiten. Zij was blijven zitten en met een tot vriendelijken plooi hard neergewrongen gezicht, waarin de zenuwgreep van straks nog gewrongen stond, en terwijl zij de bezeerde wangplek met den zakdoek zacht drukte, zag ze naar vrouw Zadoks op:
„Nou, waarom be-je nou zoo kinderachtig? je kunt toch tenminste binnen komen? al zijn zij d"r nou niet....”
„Neè, nou ja,” weifelde vrouw Zadoks, en zij slingerde haar achterlijf in een stoel, „maar vanzellef hè? da’s nou niet omdat jij inien niet genoeg bent, maar je begrijpt, d’ak om de jongelui gekomen hen, hè?”
„Nou ja, je bent nou toch eenmaal van huis, ga nou even zitten praten,” loog Jette, en ze dacht aan den vuilen boel, die ze nou tóch tegen haar zin, door Miene zou moeten laten schoonmaken, voor wie ’t toch al te veel werd, „je man die weet nou tóch eenmaal niet heter, of je bent hier.... wat moe’k je inschenken? toe nou, cognac? nee, nou cognac za’k je maar niet opdringen: nou ’n beetje zoet dan, ja, ’n beetje zoet, za'k sterreven a’j weigeren mag hoor! nou, op een verloving niks gebruiken, da’s werachtig wat nieuws, daar kom je beslist niet af hoor, je moet wat drinken.”
„Ik gebruik niks,” hoofdschudde vrouw Zadoks beslissend, „geloof mien nou, ik gebruike niks, as ik nou zeg ik gebruike niks, dan gebruik ik niks.... ik fillecieteer je toch,” neeg ze zich met een handje naar Jette, „en je weet wa 'k zeggen wil hé? "t andere jaar hij jou.... omein wc-öinein, nou, ik geef je toch uitstel, wat?”
Jette trok uit den dooden handdruk haar vingers terug en
172