van de stad, waarvan hij achter de kamers verwikkelingen vermoedde die hij niet overzien kon, en teruggeschrokken zoo dicht bij het begeerde, had hij, om geld en gevaar geraden er maar van af te zien. Hij had wel begrepen dat het gekheid was, zei hij, toen Moos dat, uit vrees voor verklap-ping, hem met nijdigen glimlach verzekerde. Yerloomd, en na de beknelling van de begeerte ontzenuwd en lusteloos, waren zij toen naar huis gegaan.
Den volgenden dag, na de kennismaking, waarbij vooral Moos met veel toespelingen Sain wou helpen, werd hij door Tante en Oom met Fietje uit wandelen gestuurd, en nu wist hij dat het er op aan kwam haar te vragen. De heide oudjes, met Moos overeengekomen, speelden kalm de komedie en lieten het jonge paar den schijn van een echte verloving.
De zomersch brandende Kalverstraat nam hen op in het zoemende schuifelende slentergewoel; daar hadden zij met verwarde, bijna koortsige gedachten, geloopen. Hij voelde als een leed zijn boersche linkschheid naast haar nauwkeurig nagebootste dainesbcwegingen: en de opgewektheid der mid-dagstad onderging hij als een ontoegankelijk feest achter zijn onoverwinnelijke verwarring. Zij bespraken met matte woordjes het mooie van den dag en de groote blinkende win-keldingen, en weer de lucht en het drukke van zoon stad; en onder dat praten, met de benauwende en afmattende kinderachtigheid waarmee zij zich beiden al sinds hun eerste jeugd verzoend hadden omdat hun doel daarbuiten onbereikbaar was, zochten zij elkaar’s oogen en deden uitputtende pogingen tot gemeenzaamheid; met wrange mondlachjes en door bestudeerdheid pijnlijk-verkleinde innigheids-oogen zochten zij de vriendschap in de eigen benardheid. Hij gaf haar dus maar toestemming om jij en jou te zeggen en zij vond te moeten antwoorden, dat hij dat ook moest doen. Zijn met inspanning verhollandschte dialect, met de liard-gebogen vocalen en bruut stootende weglatingen der h’s, grauwde uit zijn onbuigbaar geluid naar haar sentiinenteel-zangerige, Joodsch-Amsterdamsche meisjestaai, zooals zijn stijve gebaren wrokten tegen haar fleemend gracieuze bewegen. Bij het
165