Vader en Moeder stonden op om heen te gaan.
„Hoe laat ga je morgen?”
„Om ’n uur of tien, eerste klas en alles fijn hoor,” bezwoer Moos onder rekken en geeuwen, „op jullie kosten hoor, dat neem ik d’r van.”
„Ga je gang.” Sam klopte hem op den schouder. „Je mag je voor mijn rekening bezopen drinken an klare jenever, van de duurste!”
„Alderabbe,” wenschte Moos.
„Nou, lig jullie niet te donderen!” bromde Vader, „we moeten weg; goed succes wensch k je, en dan zullen we zien wat we d’r van terecht brengen kunnen.”
Dinsdagmiddag, in den winkel, kreeg Sam een telegram. Binnen, onder een hoeraatje van Meijer en van Jette, die in de sensatie weer veel vertroosting vond, las hij het voor:
„Alles in orde, kom cito over. Moos.”
128