gen dingenloop: hij zocht de aannemelijkste wijze van onderwerping, bewust van de vijandschap, die zich, in het overvallen huis van zijn eigen gevoelens, overmachtig ging neerzetten. Misschien had hij werkelijk wel wat overdreven? probeerde hij zich te overtuigen, en waar was ’t dat ze zóó alle drie naar den kelder gingen. Moeder, onmachtig tot eigen oordeel, had zijn gezicht beloerd onder het overtuigend rede-neeren der anderen, en haar trekken plooiden zich tot schuwen glimlach, toen ze hem, onder Naatje’s verheugenis, ver-legen-vriendelijk — en uit een natuurlijken verregaanden tegenzin om de verbitteraar te zijn — zelfs aarzelend vroo-lijk zag worden.
„Nou." vroeg Moos, „moet ’k gaan of moet ’k niet gaan.... Sam vindt ’t vanzelf goed, niet waar zwager?”
„Nou,” hoofdschudde Vader, met een blik naar zijn vrouw, „as 't niet anders kan, en ’t is zoo de eenigste goeie weg, ja, dan moet ’t natuurlijk wel gebeuren; en dan mag ’k maar lijen, dat het jullie goed mag gaan en dat ’t ons allemaal maar goed mag gaan.”
„En an ons allemaal!” zei Naatje met nadruk, „hè Oorne les? an ons allemaal. Gelijk heeft-ie, Oome les.” Zij lachte met een zekere bewogenheid, in die overgave van den ouden man door zijn lot-verbiddende goedheid getroffen.
„Nou,” zei Moeder Vader na, toen ze zag, dat hij haar oordeel meende te vragen, „as "t niet anders kan, ja dan moet het maar zoo wezen; dan hoop ’k ook dat ’t maar goed mag gaan.”
„O, zoo,” zei Sam, „zóó mag ’k "t hooren, nou praten jullie as verstandige menschen.”
„Accoord,” lachte Naatje. Met hei haar handen sloeg zij op het tafelloopertje, en naar den winkel: ..Moos daar is volk, ga jij eve kijke, toe,” bedelde ze vleiend.
„Nee,” zei Moos, door de ramen glurend, „Simon is toch voor niet?”
..O ja.” zei Naatje, „’t is waar ook. hij helpt al.”
„Hoor ’s,” zei Moos zacht, naar Vader en Sam voorovergebogen. ..jullie begrijpen wel, dat ’k die óók weg kan doen.
125