„Goddomme!” riep Sam. „Zeg óp man!”
„Hè’j d’r zin in?” plaagde Moos, „ja of neé?”
„Werachtig as god.... waarom zou’k d’r geen zin in hebben? maar a"j me voor de gek houdt.... Moos.... ik spreek nooit weer ’n wóórd tegen je!”
„’n Meisje met twaalf en een half miel!” sloeg Moos weer op de tafel.
„Met.... twaalf en een half miel?” herhaalde Sam weer on-geloovig, „jij hebt voor mij een meisje met twaalf en een half duizend gulden....?”
Een flitsende verbeelding deed zijn bewustzijn duizelen. Een dronkenschap van verrassing voor zijn léven roesde naar z"n hoofd, vaag aangestemd door het feestelijk rumoer van de kamer binnen, dat langs de opengelaten deuren grommend naar zijn ziedende ooren kwam stuiven, ’n Meisje.... voor hèm.... dacht-ie even zwijgend, als gebeurde hem een wonder daar, zijn gansche leven dompelend in geluk. Een meisje, een vróuw voor hèm.... en met geld.... met veel nog wel.... En daar had-ie nou zóó lang over gedacht? zóóveel moeite voor gedaan?.... beleedigingen voor ondervonden? en nou.... misschien nog wel "n móóie vrouw? wie weet....? Het kwam opeens als een drom uitbundig schaterzingende kinderen aanstormen in zijn verbeelding. Die Moos toch.... dacht hij overgelukkig. Wist hij ’t dan niet? dat die ’t zoo goed met m meende? wat gelukkig dan toch maar dat ze weer goed waren geworden.... Och. die vervloekte ruzie ook altijd.... wie was er de schuld van....? hij was toch ’n hartelijke kerel, Moos? Dat zag-ic nu toch wel?
„Denk je, da’k je voor de aap hou?” schreeuwde Moos, opgewonden, „moé’k d’r een eèd op doen soms?.... Daar.... dan za k hier de dood indrinken, as ’k je voor de gek hou.... dan hoef je nóóit meer ’n woord tegen mijn te spreken en anders dan drink ’k op jullie gassene binnen een jaar!.... geloof je me nóu? ja of nee?”
„Wat is ’t dan voor éene,” vroeg Sam schrokkig, terwijl hij Moos arm greep, en toch nog voorzichtig grinniklachte, om de uiterste mogelijkheid van een scherts te dekken: „Nee,
101