al te hooghartig antwoorden. ‘Uit jouw zakken/ bijt hij, ‘hoef ik geen geld weg te nemen, dat breng je mij zelf wel.7
Het is teveel waarheid, het antwoord; het roept het beeld van zichzelf bij hen op, dat voor hen het middelpunt is van hun wrok.
‘Vreemde bloedzuiger!’ dat is wat volgt uit de aangehitste koppen. Alle onbegrijpelijkheid van die macht bij een zo gering aantal wezens wier werkelijke plaats zij niet kennen, die voor hen vreemd worden gehouden, met wonderlijke gewoonten en geheimzinnige krachten en wensen, drijft hen buiten zichzelf van spijtigheid en gereedliggend verzet. Hier in de streek hebben de Joden dan geen rechtsmacht, maar ginds in het Duitse land moeten zelfs Christenen voor bepaalde geschillen door Joodse rechters in de synagoge geoordeeld worden. In de synagoge! Zij weten hier, de Christenen, van hun kennissen en verwanten, hoeveel verbittering dat ginds onder het volk heeft gejaagd.
En de vuisten suizen naar Berman’s gezicht.
De Joden van Tiel zijn op het horen van het ongeluk bij de wetsrollen in hun nood-synagoge gevlucht; zij verwachtten hun ondergang. Maar zij bleven die dag ongemoeid, zij hadden nog een paar maanden te leven.
Rifke wilde aan de wegen rusten en geen vreemde hulp vragen. Maar Chawwa was gevaarlijk verward geraakt door de ontsteltenis en door de uitputting van de langdurige vlucht. En nu moesten beiden boeten voor die zwakheid, en dat nadat tweemaal een rit op een boerenwagen nog goed was afgelopen. Hoe Chawwa het nu hebben zal...
Zij, Rifke, weet alleen nog maar, dat zij zelf verder moet; dat haar leven van goed verzorgd meisje nu een dreigende keer heeft ingezet, en dat het haar nu kan vergaan zoals, naar de beangstigende verhalen die zij in haar omgeving heeft ge