Charitz en Kalman, die eerst nog wat stuntelig voor de grote Factor Salomon zwegen, de moed om van de jonge vrouw te vertellen die zij op de beulswagen naar de markt hebben zien voeren. Schor mompelend spreken zij samen over de taak van de beul bij die moord, die altijd een lustmoord wordt vol razernij. Salomon vooral, die hier de leiding houdt, doet het met gedempte stem, zoals in de Synagoge de Voorlezer van de Thora de passages van vloek en straf zegt, waarmee Jahwe dreigt bij de hardnekkige zonden van zijn volk. En gevieren dalen zij af in de spelonk van bloed en darmenpaars, waar de eerste gillen van de overvallen menselijke ongeluksvogel den ambtelijken slachter opstoten tot dolle wellustige wreedheid in de gekregen overmacht, en hem de jonge buik doen opensnijden tot het ingewand bloot ligt, dat hij dan grijpt en heen-smakt over haar stervend hoofd. De mens, onder het geweld van een gek bezweken, wordt dan in waanzin van onbe-vredigbare drift tot pijniging nog verder zonder enige zin gestoken en gekorven, want de opdracht moet tot het laatste punt toe volvoerd, ter ophitsing en afleiding van het volk.
‘Dat is hun zachtmoedige Leer/ besloot Salomon, ‘de enige waarmee wij ons veiligheid kunnen kopen. En welke veiligheid dan...’
Hij wendde zijn blik af en steunde zijn gloeiend hoofd in de vlezige hand. Liet was voor het eerst dat hij zweeg, en nadenkend zat, en aarzelde. Hij moest merken dat het zijn gasten opviel. Na enkele ogenblikken zei hij, kalmer maar met dieper onrust dan tot dan toe:
‘De Bisschop van Keulen heeft mij ontboden.’
Fantin knikte als gelijkwaardige wien zoiets niet kon verwonderen ; de beide anderen konden niet voorkomen dat hun hoofden met bolle ogen naar voren drongen.
‘Een vreemde geschiedenis,’ sprak hij nu uit zijn ondersteunde kop, voornamelijk tot Fantin. Het was duidelijk dat