Niet alleen Bern, Bazel en Freiburg, maar ook vele andere grote en kleinere steden en dorpen, waar Joden woonden, waren elkaar plechtig de uitslag gaan meedelen van de uiterst gevoelige onderzoekingen bij de schuldbrievenbezitters die verdacht werden van bronnen vergiftiging,. En die uitslag was op vele plaatsen een vermaan tot even doortastend optreden als in Francia. Want als toch met naam genoemde Joden hadden bekend, dat zij van anderen, ook duidelijk genoeg aangewezen en gemakkelijk op te sporen en voor te leiden, het gif hadden ontvangen, uit Speyer de een, een ander uit Worms of Keulen, een derde uit Jeruzalem, waar men ook al bij de Joden een weinig vrolijke keuken en dolkwerpen had gespeeld — wel! deed men dan niet, als stads- of dorpsbestuur-ders, zijn christenplicht met het morrende gemene volk niet al te uitdagend te trotseren en in ’s hemelsnaam de Joden op te offeren (die overigens, evenals varkens, schreeuwden eer zij gekeeld werden) en in elk geval, ja, in alle gevallen, hun geld en goed naar de plaats van herkomst te brengen of althans voorlopig bij de Heren? 2'o deed men, en het baatte.
Ricia, daar buiten de muren van ’s Hertogenbosch, in het huis dat na Fantin’s vertrek te ruim en wankel scheen (want zij moest erkennen dat hij een man was, met de rust en de zekerheid die mogelijk waren), Ricia leefde die dagen als een moederhert in het woud, met gespitste oren, met ingehouden loop, met de stille jacht naar elk gerucht dat levensbesten-diging kon aandragen of gevaar. Met een deel van het geld dat tante Belle (overigens onbetwistbaar meesteres in het huis) haar als voorschot had gegeven voor wat kleding, had zij een oude schoenmaker in het Jodenstraatje overgehaald tot