van ontworteldheid niet voorkomen, die de feiten over hen heenlegden. Want zijzelf zoals zij daar bijeenzaten, met de beminden achter zich in de verre altijd belaagde woningen, zij waren het nu die, zoals de Joodse arts uit Thonon, bij de martelingen moesten blijven ontkennen; en zijzelf waren het die zoals van de anderen naar buiten bericht werd, leen weinig bekend hadden na een weinig te zijn gefotter dj en die dan nog meer hadden toegegeven na nog meer te zijn gepijnigd, ja die, na alle bewerkingen onherkenbaar toegetakeld, ‘alles uitspraken wat geëist werdë Waarna dan als beloning voor die handelbaarheid het menselijk restje dat de beul losliet, werd opgehangen of gewurgd. Hoe moesten hun breinen zich vorm verschaffen van het levensbeeld bij die Chillonse slotvoogd, aan wiens verstand geen Christen twijfelde? Hij schreef het verloop van al zijn belangwekkende ervaringen met de Joden uit zijn streek, nauwkeurig in zijn brieven aan meerdere Stadsraden, ter waarschuwing en opwekking. Want hij was er blijkbaar van overtuigd dat de Joden sinds hun aanraking met de Christenen van Europa, alle aanleiding hadden om dat werelddeel uit te roeien. Het stond voor hem vast, dat zij zakjes vergif in poedervorm, uit het Oosten voor dat doel ontvangen (want zijn verbeelding, niet al te scherp geschoold, moest het Oosten daarin betrekken vanwege de onbekendheid daarvan) in de bronnen en putten hadden leeggeschud. En zijn gevolgtrekking, met een weinig ijver opgevuld, luidde dat dus alle Joden, en wel vanaf zeven ja ar oud, daarmee bekend en dus de dood schuldig waren, ook al leenden misschien enkele knapen en meisjes van die leeftijd nog geen geld uit. Want op vragen van die strekking was, zoals hij berichtte, na langen tijd met 1 ja’ geantwoord, en volgens recht en oordeel, zo schreef hij, waren de schuldigen verbrand. Enkele Christenen, bij wie het vergif uit de handen van de Joden gevonden was, waren levend gevild, ‘waarbij ik,5 deelde hij mee, ter gerust-