als in een fijne versiering even omhoogtrekken. Drie jaar geleden heeft hij haar al zo gezien bij zijn schoonzuster in Tiel, in een droom van bijna ongeoorloofd gedachte begeerte. Het was een jeugd-herrijzenis van zijn omgekomen vrouw, het lei hem een herhaling op van zijn jonge mannen-liefde. Wil God hem beproeven op een lust die hij niet ijdel kan vinden? Of is het bedoeld als kwelling met een nieuwe zelfde heerlijkheid als die hem werd ontnomen, en die hem niet meer zal worden toegewezen? Aarzeling om het meisje van zijn beroering iets te tonen, maar een vergeefse, want die stroom van diepe omstreling die haar van hem toedringt, kan haar niet ontgaan, en dat begrijpt hij. Rifke stelt dadelijk vast dat zij niet anders verwacht heeft. En zij voelt zich schuldig, als zij de volgende morgen het als een voorzichtige beveiliging gezegd heeft: ‘Onkel, Ihr seid mir doch nit hijs (ge neemt het mij toch niet kwalijk) ‘dass ich bin hier gekommen?’
Want lijkt dat niet op een uitdaging en dus een soort eerloos verbergen van haar geringe goede gezindheid? Hij wendde zich om en verscherpte het misverstand:
‘Zulke woorden mag men heel niet uitspreken. ’
En daarna, aan het telraam gezeten dat plat op de ruwhouten tafel bevestigd was, werd hij spraakzamer. Ja, waarom? Omdat de herfst-ochtend nog mooi was, al onderging hij die onbewust, en omdat opeens de tijd nog ruimte scheen te laten voor een goede oplossing van zoveel gevaren? Hoe snel, hoe snel, die herinnering, hoe machtig is de vrouw; met hoeveel verborgen uitholling van zijn overwicht werkt die vertedering om haar ongeluk. En wat is dan eigenlijk veiligheid? Hij woont met een groepje Joodse families hier buiten de stadsmuur, voor een deel handwerkers die alleen Joden tot klanten mogen hebben, en al hun veiligheid is hun gezamenlijkheid. Een jaar of acht geleden zijn er wat uit het Oostelijk Sallandse naar hier gekomen, nadat zij daar onteigend waren. Ze mochten daar