DE ONVERBETERLIJKE 83
scheurde als een redeloos-zelfzuchtig dier. Tines kon weinig oversturen, want de kost was duur in Moffen-land; en toen zij enkele maanden lang geregeld haar tien mark per week had gekregen, ontving ze, nadat de brieven waren begonnen te minderen, in een geheele maand niets anders dan een brief uit de gevangenis, waarin hij vertelde dat men hem dertig dagen gegeven had wegens Majesteitsschennis. Maar zij had de oude hartelijkheid in zijn woorden gemist; zijn laatste brieven waren kort geweest en vriendschappelijk; en na een poosje had zij gehoord, dat hij daarginds een andere Hollandsche vrouw had leeren kennen, met wie hij openlijk was gaan saamwonen. Voor Bets was het als een klap op haar hart, als een verraad in de moeilijkste oogenblikken; het leek valscher, wreeder dan een doodsbericht. Zij was bitter, omdat zij het geld, dat hij steeds bleef zenden, niet kon weigeren, nu zij voelde dat hij het overige afdroeg aan die andere, met zijn hartelijkheid en zijn liefde, die haar ontsleurd waren. En in haar geslagenheid en haar zwaren lichamelijken strijd zich herinnerend hoe zij geweigerd had, mee te gaan naar dat vreemde land, bleef zij toch dien onwil hardnekkig verdedigen. Zij bedacht slechts een oogenblik dat zijn gemis aan vrouw en kind hem spoediger tot die andere gebracht had, en dreef haar toornige machtelooze spijt altijd weer aan op den smaad dien hij haar aandeed, door zijn genegenheid aan die andere te geven. In het uitputtende leed van haar zware dagen bleef zij hem alles verwijten, hoezeer zij wist, dat hij, toen het hier week aan week hongeren bleef, wel uit nood had moeten heengaan ondanks haar hevig verzet. En toen zij gehoord had dat hij vandaag terug moest komen, had zij besloten zich te vertoonen als de vrouw die recht op hem had, ondanks alles.