HOE DE KLEINE SJIMMIE NEETER BURGER WERD I 51
bewogenheid toch als een reeds bevend-inschrompelende oude, na de omschettering van jeugd voor de hervinding der eigenheid dankbaar, en weer gebogen donker-groot starend in gelaten ontvangenis van de vertering der laatste meest leed volle en kommerlijkste dagen. Doch de groote toren hief zijn machtig-dreunende lijf daarboven, blikkend met zijn mat-gouden gezicht over die brokkelige en verweerde vergankelijkheden, als in het kinderlijk-zelf zuchtige, trotsche genot van zijn nog vollen en rijken en glanzend verzorgden ouderdom.
Chajem en Levie waren op Sjimmie toegetreden, toen de menigte uiteenging, omdat het voor den jongen tijd van thuis komen was. Het kind hief zijn lachend-verhitte hoofd naar zijn vader en trok kleinachtend zijn wenkbrauwen op, als om zich te verontschuldigen voor zijn wilde tijdverdrijf. En Chajem kon niet nalaten, zijn hoofd te schudden en een kort oogenblik schert-send-ontevreden te doen; hij zette Sjimmie’s pet recht en tikte hem tegen zijn kin.
„Nou?” vroeg hij, ,,en be-je nou niet klaar genogt? — ’k geloof, je het je kost verdiend vandaag. Kijk maar eris toe, hoe-ie d’r uitziet!”
Maar Sjimmie lachte, de waarde wetend van zijn vaders bestraffing, en hoe hij zich in werkelijkheid om zijn vaardigheid moest hebben verheugd.
„Nou,” zei hij wijsjes: „wat sjadt ’t nou....” en opeens weer trotsch: „Toch ken genéén zoo de Russische dans make.... Weet u wat moeilijk is? — zoo op zij en naar ach tere, och mar, dat is ’n reuze toer, geenéén jonge ken dat, geenéén van allemaal die daar ge wees ware!”
„Zoo?” vroeg Levie Papegaai, „en de hoogstand