38 SAM: GOUDSMIT
gewonnen. O, althans te weten, dat dit tijdperk van menschel ijk bestaan, zoo vol jammer als hij het kende, een natuur-onwezenlijk, gruwzaam-ontzaglijk oogen-blik was in de geschiedenis van die nu zoo groot geweten aarde.
Althans de kloeke heerlijkheid van dit begrijpen te bezitten, en de sluwe gangen van het kwaad te doorzien. O, althans te kunnen vertrouwen, dat al dit leed der verwarring eens door de schokkende wenteling van den tijd zou worden gewroken; en hoe een geslacht dat na hen kwam, veel van de levenswarmte die hun ontstolen was, op die maatschappelijke verbijstering zou heroveren, in een zegepraal der menschelijke rede. O, zich zacht-blij te kunnen vermeien in de zekerheid, dat hij en de velen die met hem zwierven, eens zouden worden gerechtvaardigd, door, in hun klaarvolgelijken gang, onveranderlijke wetten van groei. Het was het eenige zekere bezit, dat hem gebleven was en door geen machten van menschen te ontnemen, en hij had dit in zich voelen sterken en rijpen tot een fijnen en krachtigen wasdom van onvergankelijk-levenwekkende verblijdenis.
Ja, hij wist, dat, hoewel er reeds binnen den horizon van zijn blikken de kleine overwinningen mogelijk waren, hij zich slechts vroolijk kon maken in den droom van het groote feest, waar hijzelve niet aanzitten zou. Dat hij den weg zou moeten volgen door de kale woestenij zijner hongerige omzwerving, met blijden moed en mannelijke toegewijdheid, zonder een enkelen stap in het Beloofde Land te zullen zetten.
Doch tusschen de schamele resten van zijn verminkte bestaan had hij dit deel weten te kiezen, in de stuwing van het rijpende begrip, in de staag-kalm bewuste, gezond-blijde zekerheid, zijn plicht te doen.