KINDEREN 159
vieren, en groot, groot pleizier hebben, omdat het iets was voor goed? Jaapie kon nu wel over niets anders meer denken dan over de antieke tafel. Hij zag vader ermee gaan door de stad, en binnenkomen bij den meneer van het museum, die zeker wel net zooveel te zeggen had als zoo’n bisschop. De meneer zou ook opspringen, en alle anderen erbij roepen, en vader bedanken en wie weet wat tracteeren.... wijn of zoo.... Je kon er immers niks van zeggen, van antiek. Daarbij werd alles mogelijk. Vader kwam terug met een zak vol bankpapier en geld, een reuzenkapitaal.... en ze
waren ineens rijk---- Eerst alles lekker eten en feest
vieren, en mooie kleeren.... en dan verhuizen en rijk
wezen____O, god, god, rijk wezen----een lekker huis
en mooi en warm.... en alles.... En uitgaan en eten en drinken, alle dagen.... Alle dagen koek en soep en
eieren en visch----En hij, leeren en wandelen, met
boeken. Op sjabbes en jontef wandelen.... sugaretjes rooken, met mooie pakkies an.... met de jongetjes.... o, god.... de weelde, de warmte, de rijkdom....
’s Middags in een kamer----vader en moeder op
een kleed.... in mooie stoelen, als het zoo stil was en je praatte.... Zoo had-ie ’t wel ’s gezien in rijke
huizen____ En ’n piano. Hij an de piano. Vader en
moeder d’r omheen, ook wel *s visite. Dat was rijk, zoo *s middags als de kinderen naar school zijn, en ’t is stil aan de weg, zoo’n beetje buiten. Een piano was mooi.... rijk was een piano. Als ze rijk werden zou ie een piano vragen. Buitengewoon is dat, om er voor
te zitten---- met muziekboeken.... Een viool is
ook mooi, prachtig.... mar, als die speelde, een viool... o, o,.... wat is ’t gelukkig.... om te gaan liggen en
er aan te denken, heelemaal---- goddelijk.... o,
goddelijk____
Achter hem barstte tegen de ruiten van de deur