112 SAM: GOUDSMIT
Kees begon te schitter-oogen en te lachen van genot.
„Da’sal ik jou nou wèl vertelle,” sprak Martens, „op die vergadering daar spreekt die meneer liberaal.”
„Over de vrijheid,” onderbrak Kees.
„Ja „Over de vrijheid van de uitbuiterij,” ging Dirk voort, „en nou zijn wij zoo liberaal geweest om in onze eigen vergadering-buurt ’n massa van onze jonges op te kloppe.... zoodat die vergadering die wordt zoo’n beetje van ons.... dat wordt allemaal arbeiders, snap je....”
„Da’ spaart zaalhuur,” lachte Kees, „pedoome de pertaligheid om hier bij ons te durve komme.... da’ wordt ook tijd, dat ze dat afleere zeg, da* motte we stees toezjoer an volhoue....”
„Da’ motte we volhoue,” bevestigde Martens Dirk’s onderbreking, „en wat nou gebeure mot is dit: dat jij daar óók komt, om te debatteere. . .. en da’ je die lui mit ’r mooie smoessies buiten de kamer ’s flink aftuigt.... zie je.... in 't algemeen. ... omda’j nou misschien met de laa’ste tijd nie’ zoo op de hoogte bent. ...”
,,’k Heb geregeld me krante geleze....” zei Tines, „maar van alles op de hoogte. ... da’ sa ’k nou nie’ zegge----”
„Nou.... dat hoeft ook niet.*!.. want d’r binne d’r van onze kant nog meer, die wat te zegge hebbe,” spotte hij, terwijl Kees zich stond te verkneuteren,
„maar in elk geval.....daar zitte dan onze jonges....
voor ’t meerendeel.... en dan kan dat heer ’s zien wat ’n mooie vergadering of hij daar bij ons in de buurt voor zijn candidatuur het, begrepen?”
„Maar vast,” zei Tines, „da's allang kits hoor. ... die zelle we z’n heere-mendaat naar huis sture, dat nummer. . . . da’ sal d’r an mijn vast ook nie’ legge....
„Ajuu,” groette Martens met de vijf.