87
maar de oogen uitsteken met 'r mooie kleeren, met 'r zwangerschap nou weer; bah, wat had ze toch eigenlijk een hekel an 't heele zoodje; wat treiterde de heele wereld haar toch! Maar Naatje ging met vertellen voort en trok haar nu noodzakelijk vriendelijke aandacht tot zich op; met langzaam tot voorgewende vertrouwelijkheid zich ontspannend gezicht, keerde Jette zich naar haar om: ,,0, had ze al 'n vroedvrouw angenomen? Zoo. . . . juffrouw Paans. ... o, geen jiddesche vroedvrouw?"-,^, nee? hield ze daar niet van. . . . nou gekheid, dat moest ieder voor zich-zelf weten, daar kon niemand zich mee bemoeien. ... en de baker óók al? O, nog geen baker; nou dat zou izeker vrouw Bart wel worden he? O, nee? vrouw Bart niet? Zoo, dacht Jette, dat was 'r zekers niet fijn genogt — ja, ze was tóch 'n stuk gaiwe-medam, ‘) umdet die vrouw Bart ook wellies bakeren ging bij 'n arme vrouwe. ... En weer sprekend, Hollandsch altijd tegen Naatje: „Och ja, die vrouw Bart, ze zou 't niet tegenspreken, ze was werkelijk inderdaad wellis 'n beetje ordinair in 'r mond; ja ze kon wellis 'n beetje om izoo te zeggen gróf uit de ’oek komen; 't was niet bepaald' eerste kwaliteit; ja, die juffrouw Van Dalen, dat was 'n net vrouwtje, jazeker, 'n heel net vrouwtje, 'n eél net vrouwtje, wat je noemt nèt. . . . ja.... Wel heerlijk è? a'j zoo'n kleintje te wachten was.... was ze niét bang? nee hè? nou maar niet ongerust maken oór, dat komt allemaal wel goed,” redeneerde ze dan maar ouwelijkjes. Dan werd ze weer weggeroepen door haar moeder, die haar drong toch rond te gaan en te zien of niemand wat gebruiken wilde. Ouwe Beem knikte haar toe: ze moest ’t wel doen, maar kalmpjes aan maar, ze hoefde zich niet zoo druk te maken. Hij probeerde meteen te ontkomen aan De Beer's gepraat over zaken, .dat hem hinderde, door zijn dorheid en met zijn kwetsend ge-
) Gaiwe trots.