80
zonder antwoordblik, en (hij zag haastig naar den grond, moeilijk na-lachend, de handen op iz'n knieën.
,,'k Zal je maar gèen cognac inschenken hè?” vroeg Jette, eindelijk even verruimd en nu Naatje met alle vriendelijkiheidsaandacht dadelijk overladend.
„Nee," bedankte ze, „we zalle same 'n advecaatje drinke, maar jij mot oök drinke hoor, anders doe 'k 'et niet. ..."
„Nou, netüurlik," zong Jette, „ik zal 't doen. . . . neé, 'k hou oök niet van cognac.. . . 'n mooie bollero hé-je daar an, erreg lief zoo met die lange mouwen — zeker van de Zon ;hè?"
„Nee, van Amsterdam,” izei Naatje, zich van schouder naar schouder bekijkend, ,,'k was verleje week twee dagen met Moos, over Sjabbes, nou, 'k most toch een hebbe, toen heb 'k maar meteen daar een gekocht, och 'k ben d'r nou eenmaal gewend hè, ik kan daar beter terecht
„Netuürlijk," gaf Jette toe, „wat je gelijk 'ebt 'oor, voor z'n kleeren moet me gaan waar me 't beste terecht kan; ik kan oök altoos beter koopen in een winkel, waar 'k gewoonlik kom.... da's toch je goppe-jepon, niet? of niet?"
„Jazeker," zong Naatje, in de overtuiging Jette tevreden te stellen door 't bescheiden toe te geven; „je kèn 'm toch wel? je het 'r zellef nog an gewerrekt."
„Ja, dat is ook zoo. .. . weèt je nog wel?" teederde Jette, „was wel gezellig toe è? die tijd vóór dat je getrouwd was, ja'. . . . 't was 'n fijne jepöon, 't was écht 'n fijne jepön; as me toch maar góed goed koopt hè. Och, netuurlik," gebaarde ize ook naar Rozette aan de andere tafelzij, „is dat dan niét waar?"
„Duurkoop is goedkoop," paste zich Rozette aan bij 't gepraat der om uiterlijke opvoeding alleen beneden zich gerekende vrouwen, blij iets te kunnen zeggen, nu ze een poos stil-bangelijk had gekeken naar de Rosen-steins, die sprakeloos waren blijven zitten tegen den