Ter bruiloft

zelfhandhaving tegen actie en eischen der revolutionairen. Leed van werkeloosheid diende door de werkeloozen gedragen. Lot was lot; hulp: deugdzame plicht. Crisis onvermijdelijk. Waar de economische leiding schuld wist aan organisatie-tekort: ook die schuld was noodlottig, en ongeneeselijk; menschelijke onvolkomenheid. De regeering het volle recht, de steun-normen te stellen. Waar verzet kwam, moest politie-geweld daartegen gedreven; bloed en gevangenis en steun-onthouding tegen elke ontevredenheid die daad werd. Van de georganiseerde arbeiders, die middels hun vakvereenigingen steun ontvingen, was de oude machtig geworden parlementaire partij het politieke lichaam. In haar houding, onderhandelend, waren de arbeiders het werkend deel van de bestaande maatschappij. Macht van getal tegenover regeeringsmacht; alle bourgeoisie van vandaag, met parlementaire en vakorga-nisatorische macht van vandaag, hervormingen ontwringen. Kleine concessies brengen, groote offers ontvangen. Het kapitalisme ondermijnen; machts-staat in den staat. Worstelend terugloopen. Verder vooruitdringen. Alle politiek langs parlementairen weg. Met meerderheidsmacht de wetten veranderen. Alle daad op grondslag van de Wet.

De revolutionaire partij kreeg haar activiteit grootendeels van de on-georganiseerde, veelal ook ongeschoolde arbeiders. Temeer na den oorlog: enkel geloof in de meest bezitlooze deelen van het volk: het verst van kapitalistische organisatie ver-