Beetje ophakken vond Prins dat wel: een paar lettertjes en een paar ruitjes stuk. Knapen zouden het er heusch niet bij laten.
„Halen het nooit meer op,” blufte Van Buren.
„Bejour”. De stille, loensche student, Tony Ariens. Zette zich naast hem. „Koffie”. Zacht tot hem: „Kom je even waarschuwen. Zitten achter je an. Communisten.”
„Mijn? Motten ze van mijn?” Hij poogde zich vergeefs uit den schrik te praten. Was bleek geworden. Keek schichtig rond. Sammetje Lam zat in een hoekje bij het raam. Was met de eerste tulpen gaan venten. Zijn mand stond buiten. Politieke discussie bleef zijn liefde. Veredeld kaartspel.
„Heb daar strakkies een mooi artikeltje over U geleze. Over U, Van Hal. Heb U ’t gezien? In de Baanveger. Van de Gardiste-partij. Orgaan van de nieuwste critiek op het Marxisme. Ja Marx is dood. Die ken van zijn maag geen last meer krijge. Maar over U is dat een mooi artikeltje. Zeldzaam gedocumenteerd. Zeer wetenschappelijk onderlegd artikel. Ja de schrijver moet wel onderlegd zijn. Alle nachte legt zijn moeder hem een extra zeiltje onder. Zegt men.”
Prins zag naar Van Hal, terwijl hij het vaste nikkelen vergiet in het buffet droogde. „Ze hebbe ’t mijn ook late leze. Ook geen vrind van U die dat in mekaar gezet heb. Godzalme____”
„Over mij? In de Baanveger?” Het blaadje kwam voor den dag. Sieuwert, maast hem Van Buren,