„Goed vind? Heb ik daar wat over te bedab-beren?”
„Kijk je me dan op de heele reis niet an?”
„Wat? Ik kijk altijd alle kanten uit. Kijk ik dan nou naar de andere muur? Een revolutionair moet z’n oogen de kost geven. Nou en een werkelooze revolutionair die heb niks anders om de kost te geven als z’n oogen. Wat nou.”
„Je begrijp me wel----”
„Ik ben mesjokken op de niesjes hoor. Ja en op jouw natuurlijk ook. Je hoort er toch ook bij? Maar verder ben je ’n beetje halfzacht. Je mag nou erg grootsch gaan op je daad. Maar je daad is negatief. Dat noem ik negatief. Je bent van een burgerlijke trouw-poppekast weggeloopen. Nou, das per slot eerlijk van je. As je niet genoeg van die man houdt, dan was het nog je laatste kans om de spat te nemen. Een beetje laat is het wel. Maar affijn, dat is jouw zaak. Ja! Maar dat is op het moment ook alles.” Hij keek haar pal aan.
Zij zag nu omlaag. Naar haar schoentjes. „Ik wil wel meer____”
Hij glimlachte. „Ik gaan in Rusland gaan ik een Reuze-Kozakkenmeid zoeken. Ik heb je gezegd: een harde moet ik. Een kei van een meid. Eentje van beton. Zonder paplepel in de maag. As jij dan ook van de partij wil zijn....”
„Da’s goeie”, zei ze warm.