daag. Maar zij wisten, ook zij: onvernietigbare te-weerstelling was ook winnen op den vijand. Die kon niet dag aan dag evenveel energie ontwikkelen. Moest verflauwen. Tegemoetkomen. Hun zekerheid was be-angst, niet ondergraven: zij waren de kleine kemvoorbereiding van volle harde daadwerkelijke Revolutie. Zij kwamen bijeen. In kleine groepen. In groote Protest-vergadering. Alle hens aan dek. Geldelijke en rechtskundige hulp. En bestraffing. Wraak tegen het rugge-gift uit de verradershanden.
Piet Woudenberg had zijn informaties. Jan Brink-mans vertelde zijn advocaat van het verhoor van Van Buren en Sieuwert. ’s Avonds een politiespion (zij noemden Dekker zoo) met Sieuwert. Dekker had een vriendelijke buurman: Inspecteur van Politie. Hij woonde in zulk soort wijk graag. Woonde er standshalve. Bridgte wel met den keurigen buurman. Had hem een en ander verteld. Al had Brink-mans niet met den sabel geslagen dien hij had weggegooid: hij ging er voor een paar jaar in. Men zou harde middelen gebruiken. Van den Heuvel was ontkomen, en niet zoo bekend. Met goedvinden der anderen hield hij zich schuil: één moest van een paar jaar Bajes vrij blijven. Bewegingsvrijheid van alle voormannen hing aan een draadje. Haat spitste zich tegen Sieuwert. Benauwende vrees greep hem heimelijk. Hij achtte zichzelf niet verantwoordelijk. Geld voor de Lunchroom was er nog niet zoo gauw.