Jankef's oude sleutel

Titel
Jankef's oude sleutel

Jaar
1930

Pagina's
336



dat was alsof hij in Luilekkerland te gast was; hij kon er de wonderen niet in hun vollen omvang waarnemen, omdat zijn verbazing, als een soort oog-defect, hem dat belette. Appels en peren heeft hij helpen plukken, en moerbei in haar eigen groen blad op een gebloemde schotel gelegd en aan de vorstelijke tafel meegegeten; maar nooit nog heeft hij den lichten waanzin van zijn verlegenheid, zijn bedremmeldheid en zijn wildheden, zijn pijnlijke fouten en zijn misvattingen van de verbodsbepalingen, evenmin als zijn angst voor de toegestane genietingen kunnen te boven komen. Hij is te bang, of te vrijmoedig; te ouwelijk of te wild, te overdreven dankbaar of zonder voldoende blijk van erkentelijkheid; hij komt te veel of te zeldzaam. Ongevraagd te komen is altijd een waagstukje: hij stoot vaak zijn neus, want, zoo hij al Max’ vriendje is, hij is dan toch niet de eenige; Max heeft een schoolmakker bij zich (wil je bij’m gaan? nou waag het maar’s een andere keer, dat is misschien leuker hè?) Max is naar vioolles, hij moet nog studeeren, of hij gaat met zijn zusters naar de half-wekelijk-sche uitvoering van de muziek-societeit, waarvan het lidmaatschap iemand al tot de volwaardigen van het stadje maakt. Het is dan ook een van de zeldzame keeren dat hem wordt toegestaan alleen in den tuin te gaan, en hij neemt hem in bezit, al is hij stil-verontwaardigd omdat hij merkt dat hij nog altijd niet anders door Rosa gezien kan worden dan als een bloed-ziek kind uit een gezin vol heete mismaaktheid, bij wie elk stukje rust, orde en gaafheid in gevaar zou zijn. Dat straks als een gek door twijgen, bloemen en boomen zal hollen, en het decorum van haar mal stukje welstand en van haar beschavingspose misschien niet verwoesten maar totaal ontsieren zal als een jas waaraan geen enkele knoop is gelaten. En dat daarna een paar steenen door haar ruiten zal slingeren om met een dommen grijns te zeggen dat hij het niet helpen kan. Hij wrokt tegen haar, maar hij kan geen grofheid tegenover de hare stellen, en hij geeft zich over aan het genot van den herfsttuin. Hij raakt niets aan, hij bekijkt zelfs geen bloem of boom afzonderlijk, maar het geheel van den ouden tuin is weldra als een zuivere bedding van genezende rust om hem heen. De stilte is rust, na den moeizamen arbeid van de vernedering, zacht, warm, veilig en haast ongekend van lichamelijke weelde. Alleen, in den omsloten na-zomerhof, inplaats van op de Jodenschool onwezenlijk te staan als meestertje tegenover de leerlingen, die hem om Meyer’s wil alleen wel moeten erkennen, maar die nog de on-eigenheid van het kind

76

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.