noegen dat je de eer van de Joodsche leergierigheid en vlijt hoog houdt.”
Daarmee heeft hij het Evelien gemakkelijk gemaakt in haar reactie. Zij trekt haar oogen op en zwijgt.
Branca, wier balletje hij kleurend naast zich neer legt, zonder het wijze grapje te durven uitspreken waartoe hij geneigd is, zegt nog:
„Je vader zal het niet slecht vinden, als je goed leert. Nee. Hoe beter je leert, hoe gauwer je vooruitkomt, des te minder....” zij schuift haar vingers over elkaar, „ja, want het is nog altijd een heele opbreng voor de man! En des te eerder,” roept zij kwiek, „je voor ’m kunt verdienen. Is ’t niet zoo?”
Als zij weer met haar flinke, bijna gewaagde vriendelijkheids-spel verdwenen is, wordt Meyer onrustig. Hij gaat weer op Eve-line toe en het bedekte gesprek van het ongeduld begint opnieuw.
„En.... heb je nog met tante Branca gepraat? En je vriendin? Juffrouw van Baalte? Juffrouw Leefmans?”
„Och ja, vader,” zucht zij, „maar wat geeft dat nou; het is heusch onzin. Help die jonge nou maar, die zit hier voor niks. God, vader, ik ben toch nóu nog geen muurblommetje.” „Heeft zij ook gezegd,” roept Mever naar de andere kamer, op Heleen doelend, „nu twee jaar geleden. En zooveel (naar haar overgebogen) zijn er nou in die tijd niet geweest voor Heleen Meyer.”
„Ze hééft niet eens nee gezegd.”
„Nee. Maar haar gedrag (luider met opgeheven hoofd) heeft niet bepaald meegewerkt.”
„Och, als een man toch wegloopt omdat-ie geen geld genoeg krijgt,” zegt zij onwillig. (Toch wel een kerel zoo’n Born, die nog Doctor in de oude talen erbij haalt. Doctorandus Peter Born, zegt vader. Heeft er toch natuurlijk ook eerbied voor, vader. Haar eerbied is niet, zooals bij haar vader, ingebeten door spijtigheid.)
„En nou hedreigt-ie ons met.... de boter voor onze neus te zullen weg koopen.”
„Wie....” (Vader praat maar door.)
„Voor zijn zuivelfabriek,” hoort zij vader nu zeggen, die zijn spijt ophaalt om de mislukking van Heleen’s huwelijk een jaar geleden, met den zuivelfabrikant Leman Stokvis. Zij kent niet eens iets anders dat aanbiddenswaard is dan zulk een kracht als die van Born: die kracht tot veroveren en blijkbaar nog wijder uitbouwen van een waardigheidsplaats in die voor haar
63