Jankef's oude sleutel

Titel
Jankef's oude sleutel

Jaar
1930

Pagina's
336



vangen en gelegd, en zelfs de holte die Eveline’s wezen met haar tegenwerking er in scheurt, wordt nog gedekt door dien schemer die de naaktheid van een bezitloos bestaan voor hem verborgen houdt. Want daar is Eli Leefmans: zijn aanwezigheid mag Meijer hinderlijk zijn voor het vrije uitvieren van zijn gestemdheid, maar Meijer voelt dat de tegenwoordigheid van den jongen uit het tot armoede levenslang veroordeeld gezin, hem ook bemoedigt en steunt. Tegenover die volkomen maatschappelijke onmacht, waartoe hij niet gelooft ooit te kunnen geraken, voelt hij zich nog onoverwinnelijk in zijn materieelen bouw, en tegelijkertijd is zij, als schrikbeeld voor een ondragelijk leven, een wapen voor hem tegen Eveline. Hij loopt onrustig terug, het hoofd neer, fluistert een grimmigheid, gaat weer naar het raam, maar blijft dicht bij Eveline’s canapé staan; hij zoekt nieuwe aanknooping op een gesprek dat onaanvaardbaar is verloopen, en hij gooit haar het briefje toe uit zijn kamerjas.

„Op twee na de laatste,” zegt hij zacht, „lessen.” Luider: „Ja e.... Leefmans, Eli, kijk maar goed je les na, even; we gaan zoo beginnen.”

Eli mompelt: „Ja meneer,” en kijkt weer omlaag.

Meyer heeft teederheid, zwakheid en angst om zijn belangen, jegens Evelien. Zijn jongste is zoo mooi als hij zich een Jood-sche dochter denken kan. In Evelien is het Portugeesche bloed van haar grootmoeder weer tot vorm gedegen: haar haren en brauwen hebben het blauw-zwarte dat de huid van een innige roomige blankheid doet lichten. Haar hoofd is ovaal, en binnen den omtrek daarvan is alles verdeeldheid. De neus is recht als die van haar vader, maar hij heeft geen krachtige vastheid. Haar kleine mond staat zoet en recht, haar kin bleef smalletjes, maar om de wenkbrauwen, bij al die lichtheid zwaar, fronst een zweem van mannelijkheid: de enge strengheid van de moeders die wilden waken. Achter al die blankheid van een rijp lichaam ligt een zinnelijkheid die lang weigerde zich te doen gelden, in het bedwongen bloed te wacht, en heeft haar uitkijkposten in de mondhoeken opgesteld, die met de groote bruin-zwarte oogen een verborgen verbinding onderhouden in een vroolijkheid, die haar omgeving als schalksheid geniet, maar die niet vies is van een grofheidje. En de mannenblikken blijven vaak onbewust dolen van het donkere dons op haar vriendelijk-glooiende smalle bovenlip naar het blauw-zwarte moesje op haar rechter benedenwang:

57
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.