Jankef's oude sleutel

Titel
Jankef's oude sleutel

Jaar
1930

Pagina's
336



hem nog zoo weinig erkenning heeft gegeven waar hij die wilde. Van dien God, dien hij al zooveel mokkende verwijten maakte, en van wien hij toch steeds weer de verbreeding van zijn diepste heil gaat eischen, omdat hij toch zoo nauwe aansluiting op hem heeft, alsof Hij de bescherming was van zijn eigen hoogsten jongenswil.

Paul van Marken heeft al zoo den goeien vorm gevonden om hem van die vragen te doen, waarvan hij voor zichzelf ontkent te weten, dat zij voor Eli kwellingen zijn. Hij zegt dan dat Eli niet boos moet zijn; dat hij enkel de bevestiging van Eli wil voor de dwaasheid die anderen vertellen.

„Zeg Eli. Je moet er niet boos om weze. Maar weet je wat ze zegge? Ik geloof het ook niet hoor. Maar ze zegge dat als der bij jullie een dooie is, dat-ie dan door alle hoeke van de kamers wordt gesmete. En alster iemand op Zaterdag sterft.... (hij houdt in, want hij is er niet zeker meer van dat hij zijn lachen nog zal kunnen beheerschen om zijn lol dat hij Eli zijn geheimzinnige gekkenwereld volhoudt) dat-ie dan bove van de trap af wordt gegooid....”

Al wist Eli wel dat de Ghristen-buren om het onbekende Jood-sclie huisleven domme giechels hadden, dit schrikt hem toch op omdat hij zich de kringen van deze kinderen toch anders had gedacht. Hier helpt het niet of je tegenspreekt dat je volslagen krankzinnig bent. Hij antwoordt dus met een gloeiend hoofd en een zuur lachje:

„Een dooie wordt toch immers precies behandeld als in elk ander huis? Anders zou ik het toch zeker wel weten?”

Paul gelooft het ook niet, maar ze zeggen het. Nog wat brab-bels na van Eli, en dan wendt die het hoofd maar af om van de gloeiing te bekomen, en de afschuwelijke, ontmoedigende vijandigheid onder de oogen te zien die de vraag doet stellen en die in Eli’s antwoord niets anders ziet dan schrik om de ontdekking.

Vandaag buigt plotseling Paul’s groote blonde donzige jongenskop naar hem neer, voor zoo’n zacht en bijna vleiend-vriendelijk gemompelde vraag:

„Zeg, hoor’s, ik wou je de heele tijd al’s wat frage, maar je moet’r niet boos om weze. Zeg, ze zegge dat jij verkikkerd ben op die meid van van der Wal.” Zijn mond staat er wijd op den lach bij, terwjjl de grijze oogen flikkerend wachten op Eli’s verwarring.

50

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.