dan geschenken gaat geven, net als feesten. Geschenken die niet, als tastbare dingen, behoeven te worden gekregen van menschen. In dat spannende oogenblik wist hij dat hij dat moest worden, ’s Ochtends, op den terugweg van de boeren waar hij voor Vader was, in de lauwheid van damp en dauw, tusschen de zware vochtige boompluimen waardoor de eerste zon begon te gloeien. Hij moest het. Want hij is verliefd op de wijze van de zijnen: omspinnend, zegenend, aanbiddend, uit de folterend onverkortbare verte. En, in een zekerheid dat hij genoeg meebrengt: trots. En naar de wijze van de zijnen heeft hij, in een bijgeloovige duidenis, zich aan een levend teeken verzekerd, dat hij haar moest liefhebben. Aan het tee-ken van haar naam.
Den naam van het mooiste meisje van de school. Van het rijkste meisje van de klas. Uit het prachtigste huis van de stad, aan de rivier. Een doktershuis, het huis van een wethouder. Den naam van de Onbereikbare, van de verrukkelijke.
Ja, dat dit het andere teeken was: dit nadrukkelijk onbereikbare van het deftigste Christenmeisje van de stad, voor hèm, voor den jongen uit het muffe joodsche voddenhuis, dat wist hij niet, dien ochtend op den stillen weg terug naar huis. Maar met te feestelijker duidelijkheid trok hem dat teeken van haar naam, in die spanning van het nieuwe groote plan:
Louise Maria van der Wal.
Het Liefste Meisje van de Wereld.
Hij voelt het met een gelukkig makenden angst, in een geheel nieuwe beproeving van al zijn innerlijke krachten, als een gebod dat hem is opgelegd. Ja, hij heeft er zich zelfs over verheugd met zichzelf overeen te komen, dat God, zijn eigen Joodsche God, de God van thuis, van het morgengebed met de gebedsriemen, de God van het heerlijke voorzingen in de Sjoel dat hem vanaf zijn dertiende jaar is toegestaan omdat hij immers een bijzonder Rabbijn moet worden, dat die God het hem bevolen heeft. En hij meent dat hij het recht heeft, dien God te vragen hem behulpzaam te zijn, omdat hij weet dat het zoo heerlijk is wat hij wil. Dat gevoel van rekking, van uitzetting van al zijn strevende krachten, voor dien bijna onmo-gelijken sprong naar het stralende eind van dezen tartenden afstand. Die stille schitterende onderneming vol donkere bloe-digheid, en jubel die al hoorbaar is: van deze de bruidegom te gaan zijn. Dat is een daad waarbij hij, blind voor de wereld-sche vormen van het geval, de hulp inroept van dien God, die
49