Jankef's oude sleutel

Titel
Jankef's oude sleutel

Jaar
1930

Pagina's
336



Uil jegens hem lijkt zoo diep als die van den wilden Matthias Born, maar zij is platter; zij behandelt hem als een kluwen louter stank en opdringerige onbeschaafdheid. De neus van den grijzend gebaarden en gebrilden Uil, die banale neus die, met een golflijn boven op het been, naar de punt verdunt en dan zijn wijde wijkende en volgegroeide gaten openhoudt, blaast altijd als heel toevallig voor zich uit, als deze leeraar aan een paar te wisselen woorden met Eli niet ontkomen kan. Als hij hem een uitzonderlijken keer iets vraagt, omdat het negeeren te opvallend wordt, dan zegt hij kennelijk teruggehouden: „U?” en dan blaast hij; de blik van de kleine diepliggende oogen achter de brilleglazen, na een tel naar den jongen te zijn heengewend, staat valsch-verdoken van vogelachtige bedrukte vrees, alsof hij zich verzet tegen het reglement dat het toespreken van zulk een klomp walgelijkheid eischt van den gestudeerden burger. Maar zijn lange verwende zoon toont hoe in zijn huis over Eli en het zijne gesproken wordt: geen ontmoeting op straat of uit het lange lijkwitte gezicht sart kalm, zelfs tot den onderwijzer broer Jozef, een lang aangehouden: „a-zzzzt.” Hij moet hoogerop dan zijn vader.

„Qu’est-ce que c’est que <?a?”

„C’est un petit incident, m’sieur.”

Hij zit geschrokken naar den ponds-zwaren sleutel te kijken die bij een te voorschijn getrokken doek uit zijn broekzak op den houten vloer is gevallen. De sleutel. Dat is waar ook. Zijn gescheurde jas omgewisseld. Zijn broek niet. De sleutel van de schuur door die vuile ruzie thuis vergeten weer weg te hangen. Zitten ze zonder sleutel. Straks buiten toch onmogelijk kunnen geven.

„Je pris mon mouchoir, et voila qu’une clef tombe.”

Een beweginkje van verwondering en lof bij Gallé in het optrekken van zijn brauwen: „Et voila qu’une clef tombe,” herhaalt hij voldaan; de zegswijze is pas behandeld.

„Eh bien, ramassez-la.” En met een vertrouwelijk toeneigen: „Maintenant vous pouvez la rélier.”

„Oui m’sieur.”

„Hein?” Gallé’s kop op: „?a veut dire?”

„Oui m’sieur.” Hij raapt den sleutel op en glimlacht naar Gallé. Een verlegen blik over de klas; Gallé’s blik hem snel na. Dan, stout achter een glimlach: „Ramener a moi.... a Eli,” zegt hij zacht.

„Hebt U dat bedoeld?” (Otje)

44
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.