Jankef's oude sleutel

Titel
Jankef's oude sleutel

Jaar
1930

Pagina's
336



senen tegen Eli’s bloed in alle werkingen daarvan. Rika Brum-melkamp en Jo van Driel zijn, gelukkig voor Eli, de eenige twee meisjes die vandaag de bewerking door Gerrit Jan van Wyhe bijwonen. Maar hij kent de groote mogelijkheid dat ze dat tooneel ook aan de andere meisjes zullen meedeelen, en hij staat, met het bloed naar zijn gezicht gedrongen, zonder kans of poging tot verweer, tusschen zijn jonge levensreisgezellen. Pijn schreeuwt in hem omhoog, binnen zijn lichaam, tot in zijn hoofd: geen kans op uiting. De geest wil het nog niet begrijpen; de goede wil jegens de menschen wil het nog niet aanvaarden.

Als eenig antwoord op Gerrit Jan van Wyhe’s vragen komt, op dat oogenblik, Jankef met Betje van Gelderen en die opgeladen kar langs hem heen, om alle smadelijkheid bloot te leggen die van hem geëischt wordt. Eli kan niet van zijn plaats vluchten, en hij wil er zich niet verbergen. En hij moet groeten. En hij groet, naar vader, tot wien het nooit erg zou zijn te groeten, maar die nu, zelf aan den boom van de kar, die afschuwelijke vrouw naast zich heeft. In beredderigen trots toont zij haar zwangeren buik, met een domme tronie, verheerlijkt om haar vlijt, onder haar dunne en vervuilde kapsel, terwijl zij haastig opzij meeduwt. Meelijwekkend voor Eli, maar toch ook verachtelijk, en zoo, dat zij den toestand volkomen onredbaar voor hem maakt. Want zij, juist zij, ontneemt zijn achtergrond van dit school-leven eiken schijn van eerbiedwaardigheid; juist zij vertoont met overmatigen nadruk die maatschappelijke on-erkenbaarheid van zijn huis, die de medescholieren zoo tegen hem in verzet brengt.

Zij knikken.

En hij knikt terug. Zacht zegt hij het:

„Dag.... Ouwe!”

In een mengsel van vriendelijke saamhoorigheid, verlegenheid, schaamte en pijn om die logische geslepenheid van het lot.

En wat hij verwacht, komt ook. Niet te verbidden, want daarop rekent hij niet meer, uit den mond van den als ambtelijken kweller, die Jankef honderd maal gezien heeft:

„Is dat je vader?”

Hij knikt. Zijn hoofd trilt; zijn blikken hebben geen houvast meer.

„Voddeé!”

Er is geen mededoogen. Lachen uit twintig kelen. Schoone grijnzen op de heldere wangen.

33

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.