Jankef's oude sleutel

Titel
Jankef's oude sleutel

Jaar
1930

Pagina's
336



een luiden lach schieten. Om dien buik onder het strak spannend en vuil vod schort, die, bij dat vinnige dribbelen, heen en weer en vooruit wordt geschommeld als een trom.

„Kalm maar an Bet,” dat is al wat Jankef durft zeggen, als verzet tegen de pijnlijkheid van haar houding. En als zij moppert, schertst hij: „Wat brom je nou. Het lijkt wel of je een klein varkentje in je buik hebt, jij.”

Zij lacht gevleid. Maar zij geeft haar waakzaamheid niet prijs, „’t Is maar makkelijk,” mokt zij, „om maar over een ander te beschikken al haal je de smerigste streken tegen ’m uit. Hoe vaak heb je zelf niet gezegd: ik wil nooit meer wat met ze te doen hebben. Dat hoor je iedere keer opnieuw. En iedere keer kan-ie maar weer komen om jouw te gebruiken. Ik weet niet wat-ie in zijn schild voert. Maar je weet zelf wel dat het een smeerlap is.”

„Dat mag men alleen maar zeggen als men het héél erg zeker weet. En ook al is het heelemaal enkel maar om dat stukkie ruimte te doen, hij komt der dan toch voor bij me? en dan weiger ik niet. Ik niet. Hij is liard-arm, en hij is en blijft mijn broer. Daar komt Fie (hij lacht) die komt op het nieuwtje af. Zoo, mevrouw de Pompandoer! Ja, het is zoo! Hij is d’r geweest ! Ja!”

Betje lacht en zuster Fie ontwijkt, haar kopje scheef.

„Een pandoer is het. Met een geregelde mis-èr-oe-vèr.” „Heelemaal ongelijk heeft ze niet,” zegt zij ingehouden op Betje’s klacht. „Maar Jankef is evenwels kloeg zat om te weten wat-ie doet.”

„Kan men dat dan weigeren? — Was hob ich mit dir?” vraagt Jankef verbaasd.

„Jy hebt ook gelijk.” Maar haar kopje, het koffiepotje met het stompe neusje, met den hreeden menschelijken mond en de eigenwijs gevoelige oogen, hangt weer scheef. Tot Jankef vraagt:

„Nou wat is der voor apartigheid?”

„Apartigheid of geen apartigheid; dat zij van niks weet zooals ik wél van wat weet, maar dat ze gelijk heeft.”

Zij spreekt met dezelfde aanvaarding van zijn tweede huwelijk als van zijn eerste, over de vrouw die de intimiteit afsluit van den cirkel, waarbinnen, als hij eenmaal getrokken is, geen aanvallende critiek zelfs maar de kracht van de rondheid mag beproeven. „Niettemin, het stukje ruimte heeft-ie inderdaad noodig, David. En arm is-ie ook,” kreunt zij met half-geloken oogen, „zoo zal geen jiddekind arm wezen.”

27

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.