Jankef's oude sleutel

Titel
Jankef's oude sleutel

Jaar
1930

Pagina's
336



hammen in zijn hongerige lichaam. In dat lijfelijk verdriet staart hij door de raamruiten naar buiten, waar de kar staat. Het langzaam openlijke smakken van Betje’s vreemden mond prikkelt hem stekend. Dag aan dag prikt dat in de ingewanden; hij weet niet hoe het verdragen moet worden. Er is het eten van de twee, en het proppen van den jongen die met wijde oogen van verzet tegen tranen, naar het venster staart.

„Hè hè,” zucht Jankef, „het is wèl mooi zoo. Wèl een meer als rijkelijk plezierig leven. Boterham is der. En wat erop is der ook nog. En dat is dan ook alles. Een goeie dag masse-matten, een beste dag, een pracht van een schitterende kans op tien tientjes rewogem (winst), en as je thuiskomt kapot-gekrabte fieselemieën en gescheurde kragen en de phóóken in de lucht. En dampende visch met vuiligheid. Tranen! O, géén tranen, bijna tranen dan.”

Hij zucht, kijkt naar de vrouw op, en weer omlaag. Hij weet het, Jankef: veel is het niet, wat de arme koopman na den dood van zijn eerste vrouw aan haar heeft gekregen. Fatsoenlijk en eerlijk. Maar daarmee is men nog geen vrouw; dat weet hij.

Niemand geeft antwoord. Betje wil niet. Eli kan niet; zijn boterhambrokken klitten in zijn keel. Als ze erdoor zijn, staat hij op, om naar school te gaan.

„Ze netjes laten staan,” mompelt Jankef, „ze niet opgegeten.” „Vrijdag maar tien gulden minder,” zegt Betje nu, „en anders moet-ie maar een beter kosthuis zoeken, waar ’t een beetje deftiger toegaat. We zijn hier ook veels te gewone menschen voor zoo’n meneer. Daar kan ’ij niet in leven, in zoo’n minne boel.”

„’t Is meer als kriemeneel,” klaagt Jankef verbergend, met een blik op Eli’s onaangeroerde visch. In zijn oogen staat ontevredenheid tegen het zwakke hitsen van de vrouw. Hij zoekt naar woorden die, voorzichtig en krachtig, bestraffing en eenheid zullen brengen. Zij zijn er nog niet, de woorden. Want zij zullen nieuwe twist brengen. En twist met deze vrouw, die zich, meer nog in haar zwangerschap, zoo onbeheerscht roert, dat hij al in volledige vechtpartijen Hanna en haar, en Eli en haar, en ook zichzelf tegen klappen heeft moeten verdedigen, is iets onmogelijks. Haar verwijdering, haar onwilligheid en haar verzet dragen een stemming aan van triestig-heid, waarin hij toch altijd weer de eerste milde nadering moet zetten: zij mist er het vermogen toe. En Jankef stelt uit, 16

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.