Jankef's oude sleutel

Titel
Jankef's oude sleutel

Jaar
1930

Pagina's
336



overgave, en tegen Jankef’s drang naar schikking en vrede op zijn kosten.

„Is het nog niet goed, koopman? Mankeert er nog wat an?” Het hijgt in den jongen. Alle tijd tusschen twaalf en twee is aan jammerlijke twisten versmeten. En de inwerking van de strop met de meisjes aan de kade benauwt de veiligheid van den middag-schooltijd. En die hand die de weeke gekookte visch met haar vollen en toch altijd onzekeren greep opneemt, en hem daarmee een ongekenden vorm van gemeenzaamheid en meer dan een on-aanvaardbaar lijfelijk moederschap opdringt. Die hand die hem eerst zijn wang heeft stukgekrabd, ontneemt hem nu ook nog de lichamelijke bevrediging van den maaltijd. Daarom blijft hij bij de tafel staan zonder zich te kunnen zetten, en daarom kan hij Jankef bijna niet antwoorden, want hij weet dat hij hierin geen recht zal vinden. „Nog niet in orde? Nee?”

Bet je van Gelderen zit al zwijgend te kauwen; zij kijkt vóór zich, scheef in haar stoel en in rauwe pruiling over haar bord gebogen. Hij kan niet meer dan met afgewend hoofd donker mompelen:

„Visch die met de handen op je bord wordt gelegd.”

„Wat?” vraagt Jankef die al met zijn gewasschen vingers de visch van de graat schuift en daarbij zijn boterham eet.

Betje gaat er niet op in. En Eli voelt de onmogelijkheid van haar te overtuigen, ja zelfs van haar schuldig te stellen, want hij heeft bijna dadelijk bij haar intree in dit huis gezien dat zij, bij hun houding en op hun plaats in de wereld, die gevoelens niet kan begrijpen. „Wij zijn maar gewone menschen,” is haar slaafsche slagwoord. „Wij zijn zoo deftig niet,” is haar zelfverachtende verzet tegen die neiging tot handhaving van een minimum gezondheids-orde en wellevendheids-lust; dat weet Eli, al kan hij het verwoorden noch verklaren. Hij weet nog niet dat zij, dochter van een tot matroos gedeclas-seerden burger-jongen en van een achterlijke jodin, die eischen aan het leven gesteld niet kan dulden van hen die geen moeite doen om tot de aanzienlijken te stijgen.

„Met de handen?” vraagt Jankef, „wat met de handen?”

„Ja ik weet wel. Dat jullie.... Maar ik kan het niet eten, als de visch zoo met de handen op mijn bord wordt gelegd.... Ik kan het niet eten,” zegt hij met Jankef’s eigen rustige strijdbaarheid.

„Met de handen?” zegt Jankef radeloos. Hij kijkt Eli bezwerend om aanvaarding aan. „Is dat dan zoo verschrikkelijk?”

14

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.