Jankef's oude sleutel

Titel
Jankef's oude sleutel

Jaar
1930

Pagina's
336



gaten, de borden geschonden, wacht vriendelijk dampend een schotel versche blanke zeevisch, bij de gesmeerde boterhammen. Het eten zelf althans zoo goed mogelijk, dat blijft Jan-kef’s wet.

„En jij,” zegt hij tot Hanna, „eet mee, of blijft zitten kijken, of je gaat weg, net wat je zelf maar verkiest. Je kunt heel best ook mee-eten. Maar geschreeuwd en gescholden pjap-jap-jap! en ook gekrabt en gepookt wordt er niet meer.”

„O, ik ga thuis eten,” zegt Hanna, „ik heb godzijgedankt een tafel waar ik niet mishandeld word; ik wou alleen dat je moeder ’es vroeg,” glimlacht zij begeerig, „w'aar de heele wereld dan over praat, als de menschen het over mij hebben, zie.”

Jankef schudt krachtig het hoofd op zijn smalle maar rechte schouders; zijn bruine, kinderlijk groot gebleven oogen zien gevoelig naar het meisje:

„Nee, Hanna, dat zal ik niet vragen; daar wordt van dien aard niks meer gevraagd!”

Betje van Gelderen zwijgt, en Hanna is teleurgesteld. Zij voelt dat zij verkeerd doet, en toch haakt zij er naar, een ongewone vrijage te hooren noemen die al aangevallen wordt maar nog niet eens is begonnen. Af en toe een avond-uurtje naast een aardigen, en deftigen, jongen van haar leeftijd te loopen, dat lijkt een spel voor haar, prachtig en gedurfd, en zij is zich gaan verheugen om de middelen waarmee zij zich dat zou kunnen veroveren, en omdat het leven zelf haar dat nu maar zoo zonder eisch is komen aandragen. Want de jeugd en de bekoring van haar eenvoudige levendigheid hebben haar immers, vindt zij, niets gekost, en toch wordt zij er opeens nu de gelijke in kansen mee van de rijke meisjes. Zij weet wel dat haar eigen spanning achter dat mogelijke spel meer ernst en gevoeligheid toovert dan zelfs uit een onregelmatig scharrelpartijtje mag worden besloten. En zij weet dat Jankef, in zijn mengsel van kinderlijkheid en aanbidding van het hooggeplaatste in de wereld, in zijn hart haar spel met haar beleven zal, en tot aan de poort van de beslissing toe, heel den bebloemden weg van den droom met haar gaan. Daarom spijt het haar, en zij staat nog een oogenblik, op één been leunend, in een geschonden glimlach, met haar groote oogen langs allen heen te staren. Jankef merkt iets van haar levendigen onlust; zijn zucht naar eten, orde en voortgang in een kans-vollen koop drijft in zijn vermoeidheid zijn aandacht van haar weg. Betje van Gelderen beziet haar met omlaag getrokken mond:

11

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.