Jankef's oude sleutel

Titel
Jankef's oude sleutel

Jaar
1930

Pagina's
336



op straat komen, of er volgt een ontmoeting die weken verdriet voor hem gaar stooft. Op de M.U.L.O.-school, waar Jankef hem voor een klein prijsje geplaatst heeft om zijn Lagere School-kennis uit te breiden voor zijn opleiding tot Rabbijn, is de minst welgestelde leerling een rijke voor hem. De jongens zonder studie-koppen en de meisjes voor geen sociale opleiding bestemd, zijn kinderen uit den hoogsten stand of uit de middelklasse van het stadje. Loopt hij bij toeval naast Jankef’s kar of moet hij helpen duwen, als hij er eentje ontmoet: hij drijft zich blind-brutaal door den toestand heen, en het is gebeurd dat hij, ongevraagd, opzettelijk zijn hand op den zijkant van den wagen lei, uit weerzin tegen de laffe vlucht in de verloochening; als oefening in de kracht tot het stellen van de aanvaarding dier ongewoonheid, voor allen. Maar zijn houding baat niet en daarom kan hij de botsing niet zoeken: zelden anders dan een honende glimlach in een afgewend gezicht, bij de jongens: de vreeselijke straf op school wordt erin aangekondigd. Bij de meisjes een verbaasd onverschillig staren naar zijn verschijning met die volle waarheid van zijn leven: hij keert in zich zelf met een verdrietig onderzoek naar zooveel kilheid, nadat de ontmoeting toch onvermijdelijk is geweest Jankef kan Eli’s angsten daarvoor zooal niet peilen, dan toch benaderen; in die opleiding van zijn jongste wil hij zijn maatschappelijk ideaal beleven.

„Jij doet je pook weg, Bet,” zegt hij na een zucht om den aanblik van den twist bij zijn thuiskomst, „poken die komen hier in het geheel niet bij te pas. Nee, die hooren bij je fornuis begrijp je wel? En jij (tot Eli) haalt eventjes de kar voor mij uit de schuur. Voor mij, en anders doe ik het. En als je dan weerom komt, dan gaan we knappies wat eten. Ja, hij wordt vandaag nou’s niet voor niks gehaald, de kar, want wat ik gekocht heb, dat kan nog op geen vijf karren óók niet. Een pracht van een boel. Als ik d’r maar behoorlijk berging voor had.”

„O,” zegt Betje van Gelderen trots, want het keetje is haar inbreng uit haar vader’s versterf, „wij doen alles in de schuur, laat mijn strakkies maar gaan, dan ruim ik wel zoo dat alles d’r met gemak in kan, dan zijn we d’r gauw genoegt van af.” Zij is al een jaar in de „zaak”, zij weet van alles en zij wil een onbenaderbaar voorbeeld van vlijt en leiding stellen aan alle luie vrouwen die Jankef ooit had of zou kunnen hebben. Jankef keert zich om naar den straatkant: op de tafel tegen het raam, armelijk gedekt, het zeiltje vuil en met rafelige

10

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.