Verwording en ondergang

Titel
Verwording en ondergang

Jaar
1941

Overig
Auteurs: dr. Johannes de Groot en dr. Arie Noordtzij

Pagina's
62



HOOFDSTUK III.

In Jeruzalem.

Rehabeam, de trotsche zoon van den man, wiens opportunisme den levens-grond van het werk van zijn genialen vader David heeft ondergraven, dat door de verwatenheid van zijn zoon totaal zou worden vernietigd, heeft het in machtelooze woede moeten aanzien, dat Jerobeam tot koning der tien stammen werd uitgeroepen, terwijl hij zelf zich met Juda en Benjamin moet tevreden stellen. Davids huis is weer teruggezonken tot het aanvankelijke niveau, toen David stam-koning was in Hebron. En om nog den laatsten glans der vroegere heerlijkheid te vernietigen, komt Sisak in 928 na een plundertocht door het gebied van Noord-Israël, eerst Juda’s vestingen nemen en dan Jeruzalem, waarna hij het toch reeds zoo verzwakte Juda een zware oorlogsschatting oplegt. Alles, wat van Davids dagen af in paleis en tempel is opgehoopt, moet worden afgestaan. Juda is weer even arm als het vóór Davids overwinningen was. De Heere gaf hun die schatten. Nu ontneemt Hij ze hun weer, opdat ze zouden weten wat het zeggen wil den Heere geen dank te weten voor zijn gaven en die te gebruiken als „een oorzaak voor het vleesch”. Gecamoufleefde armoede moet de koninklijke pracht van Salomo vervangen, armzalig koper het goud van weleer vervangen (2 Kron. 12 : 9 v.).

Maar al hebben Rehabeam en de zijnen op die wijze aan den lijve het groote verschil gevoeld tusschen den dienst des Heeren en dien der heidenvolken, wier gunst ze hebben gezocht door hun góden te vereeren, met dat alles wordt Rehabeam „niet standvastig in het vragen naar den Heere” (2 Kron. 12 : 14). Hij is en blijft opportunist als zijn vader. Niemand kan op hem rekenen: de Heere niet, „de andere góden” ook niet. Een jammerlijke profetie van het beeld, dat in den loop der jaren de groote meerderheid der Davidische heerschers te zien zal geven. Het begint reeds onmiddellijk bij Abia, den zoon en opvolger van Rehabeam. Hij voelt zich geroepen de politiek van zijn vader tegenover Jerobeam en de zijnen voort te zetten en wat er nog in Juda aan levenskracht over was te verteren in rampzaligen broedertwist (1 Kon. 15 : 7). Daarbij weet hij wel in een toespraak tot Jerobeam en diens leger er allen nadruk op te leggen, dat alleen Davids huis legitiem is en alleen Jeruzalems tempel recht heeft van bestaan, maar Abia denkt hierbij veel meer aan de voordeelen, die daaruit voor Davids huis en Juda’s volk voortvloeien, dan aan de verplichtingen, welke daardoor aan beide zijn opgelegd. Zijn toespraak (2 Kron. 13 : 4—12) getuigt dan ook meer van geestelijke zelfvoldaanheid dan van een ootmoedigen wandel voor des Heeren aangezicht, niet verwonderlijk trouwens bij den man, wiens „hart niet volkomen was bij den Heere zijnen God” (1 Kon. 15 : 3). Abia weet dan ook, ten einde eigen macht te versterken, niet beter te doen dan een verdrag te sluiten met Tabrimmon van Damaskus, wat schijnbaar Juda’s voordeel is, omdat Noord-Israël op die wijze tusschen twee vuren wordt geplaatst, maar in den grond der zaak niet minder dan een verraad aan het broedervolk en het in-de-kaart-spelen van een ook aan Juda vijandig rijk (1 Kon. 15 : 19).

Een betere tijd schijnt te zullen aanbreken, wanneer Abia’s broeder Asa hem opvolgt. Zijn eerste tien regeeringsjaren zijn rustig verloopen en gedurende die jaren heeft hij zich geheel kunnen

31

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.