Verwording en ondergang

Titel
Verwording en ondergang

Jaar
1941

Overig
Auteurs: dr. Johannes de Groot en dr. Arie Noordtzij

Pagina's
62



Damaskus’ hart verteedert(I), dan grijpt de Arameër zijn ouden bondgenoot in den rug aan en weet hij een lang gekoesterden wensch in vervulling te doen gaan. Door zijn handel met Tyrus en Sidon heeft Damaskus de vrije beschikking noodig over den eenigen weg, die gedurende het gansche jaar toegankelijk is en niet over de hoogten van den Antilibanon en den Libanon voert. Damaskus heeft behoefte aan den eeuwenouden weg, die eerst in zuidwestelijke richting afdaalt naar het Jordaan-dal, de rivier vlak ten zuiden van het meer Semachonitis overschrijdt, vervolgens het gebergte bij Safed beklimt en dan naar het Noord-Westen ombuigt om zoo naar Tyrus af te dalen. En terwijl Baësa tracht door het versterken van Rama den handelsweg af te sluiten, die over Jeruzalem zuidwaarts voert, en zoo Juda’s leven af te snijden, doet Ben-hadad een inval in Noord-Galilea en ontrukt aan Israël het geheele gebied ten Noorden van het meer van Kinneret (1 Kon. 15 : 20). Daarmede heeft Damaskus vasten voet gekregen in West-Jordaanland en is het Israëls meerdere geworden. En dat te meer, waar zich aan Israël het droeve noodlot voltrekt, dat aan alle vervreemding van den dienst des Heeren verbonden is: innerlijke verzwakking en onderlinge verdeeldheid. Zes en twintig jaar na den ondergang van Jerobeams huis wordt Baësa’s zoon door Zimri gedood en zijn huis „weggevaagd” ten bewijze, dat geen koningshuis levenskracht en bestaansrecht heeft, dat Israëls God gelijk maakt aan „de andere góden” (1 Kon. 16 : 9—13).

Daarmede legert zich de donkere nacht van den burgeroorlog over land en volk. Omri rukt met het leger tegen Zimri op, die nauwelijks tijd heeft gehad het paleis te Tirza, dat nog weerklinkt van de doodskreten van Baësa’s kroost en verwanten, te reinigen van het bloed der verslagenen. De koningsburcht houdt geen stand voor Omri’s aanval en na zeven dagen ziet Zimri geen anderen weg dan in den brand der koningsstad zich een levenseinde te bereiden (1 Kon. 16 : 18).

Maar nauwelijks is Zimri gestorven, of de soldaten-koning Omri vindt in Tibni een anderen tegenstander tegenover zich. Vijf jaren lang duurt de burgeroorlog en bestrijden de zonen van eenzelfde huis elkander te vuur en te zwaard. Geleidelijk echter doet zich Omri’s overmacht gevoelen, totdat eindelijk Tibni’s partij beslissend wordt geslagen en Omri de onbestreden beheerscher wordt van Noord-Israël.

Nu schijnt een periode van bloei voor Israël te zijn aangebroken. In Omri heeft een man de teugels van het bewind gegrepen, die een krachtigen wil paart aan een helderen blik en die een open oog heeft voor wat eisch is der omstandigheden. Twee dingen zal hij voor Israël doen. Hij zal het een koningsstad geven, die aan alle oorlogsgeweld het hoofd kan bieden en onder alle omstandigheden den koning in staat zal stellen de banier van den staat in de hand te houden. En ook zal hij Israëls politiek een gansch andere richting geven. Tot dusver hebben Israëls koningen niet anders gedaan dan Juda bestrijden, natuurlijk met geen ander gevolg dan dat eigen kracht werd verteerd en Damaskus’ invloed vergroot. Omri ziet het gevaar, dat hier dreigt. Daarom zal hij vrede zoeken met Juda en al zijn krachten wijden aan den herbouw van Noord-Israël, waarbij hij tegenover Damaskus steun zal zoeken bij de Fenicische steden.

Indien Omri een tweede David ware geweest! Welk een toekomst zou zich voor zijn huis ontsloten hebben en welk een heerlijkheid zou Noord-Israëls deel zijn geworden! Maar helaas, zoo staat het niet. Als militair genie moge hij hem nabij zijn gekomen, van Davids godsdienstig leven is bij Omri niets te bespeuren. Geen oog heeft hij voor Israëls eigensoortig karakter. Voor zijn bewustzijn is de Heere niet meer dan een der vele góden, eenzelfde wezen als de góden der andere volken. Waarom zou dan niet naast den dienst des Heeren de dienst van andere góden worden bevorderd, wanneer het welzijn van den staat dit eischt? De god van het stierkalf in Bétel is in het wezen der zaak een der vele baals, die in de Syro-Pales-tijnsche landen worden vereerd. Althans, zoo ziet Omri het. Van den aard en het karakter van des Heeren „onderricht”, zooals dat door Mozes’ dienst tot Israël gekomen en in wette-lijken vorm in „het boek der wet” is neergelegd, daarvan weet Omri niets. Het stierkalf acht hij met evenveel recht de representant van Israëls God als de zon dat is van Mardoek, de maan van Sjin. Zoodra dan ook Israëls bondgenootschap met Tyrus de vorming van een Tyrische handelskolonie in Israëls hoofdstad met zich medebrengt, is er zijnerzijds niet het minste bezwaar, dat in Samaria een tempel voor Melkart, den Tyrischen zonnegod, wordt opgericht. En als Damaskus hem dwingt ook

19

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.