v. Chr.) steeds meer in machteloosheid weggezonken, onder leiding der Libysche delta-vorsten tot nieuw leven ontwaakt, en de personen van den Edomiet Hadad en den Efraï-miet Jerobeam de tegenstanders van Davids huis in bescherming neemt en naar de gunstige gelegenheid uitziet om zich weer met de Palestijnsche zaken bezig te houden en zijn eeuwenoude rechten (!) op de Syro-Palestijn-sche landen opnieuw te doen gelden.
Dat geschiedt in een tijd, waarin de Syrische landen steeds meer den invloed der toe-stroomende Arameërs ondergaan, die èn in Hamat èn in Damaskus centra vormen van rijken, wier behoeften aan „levensruimte” hun straks dwingen zal om niet alleen elkander steun te bieden maar tevens hun invloed zuidwaarts uit te breiden, ten einde hun aandeel in den wereldhandel te kunnen opeischen.
Dat geschiedt in een tijd, waarin het door de krijgszuchtige Assyriërs beheerschte rijk van Ninevé onder den eersten Tiglat-Pileser zijn tocht naar het Westen aanvangt en zijn invloed tot aan het strand der Middellandsche Zee gelden doet. Wel zal de wereldheerschappij minder gemakkelijk verkregen worden dan het hem in eersten aanloop toescheen. Maar reeds nu begint Assyrië’s slagschaduw zich aan den Syro-Palestijnschen hemel te doen gevoelen, en te zijner tijd zal ook Israël Assyrië’s macht als een dreigend slagzwaard op zich zien aankomen.
Wel donker is Israëls hemel!
Wel duur betaalt het Rehabeams verdwazing! Het valt uiteen op een moment, waarop meer dan ooit eenheid geboden is.
Het valt uiteen, omdat het in des Heeren land een plaats heeft ingeruimd aan „andere góden” en opnieuw voet heeft gegeven aan de aloude dwaling, als zou de Heere zijn woord: „Gij zult geen andere góden hebben Mij ten trots” vergeten hebben en bereid zijn „andere góden” nevens Zich te dulden.
Israël zal ervaren: „Ik, de Heere, uw God, ben een ijverig God”.
15