zeventien. Verreweg de meesten van hen kwamen met de derde alija (1920-21): zij zijn de eerste dichtergeneratie van het chaloetsische Palestina.
Wij moeten thans onderzoeken wat de specifieke kenmerken van de poëzie van deze generatie zijn.
Iets over de aard der modern-Hebreeuwse poëzie
De poëzie in een land als Erets Jisraeel is de poëzie van een maatschappij, die nauwelijks gevestigd is. De werkelijkheid, van welke zij uitgaat, is in gestadige beweging, elke dag vergt een nieuwe moeite, tradities zijn nog niet gerijpt. En zo deze reeds bestaan, zijn zij dermate bepaald door de cultuursfeer van het verleden, dat zij literair veelal niet toereikend zijn, het leven van thans ten volle te verbeelden.
Om te begrijpen, wat dit voor consequenties met zich mee brengt, dienen wij ons een moment bezig te houden met de betekenis van de literaire traditie voor de poëzie in het algemeen. Dat dit vraagstuk hier wel zeer oppervlakkig aan de orde komt, is helaas niet te vermijden.
Poëzie maakt gebruik van algemeen menselijke ervaringen. Zij tracht een incidenteel en subjectief affect in de werkelijkheid te herscheppen door uit die werkelijkheid algemene waarnemingen (dat wil dus zeggen: waarnemingen, die iedereen kan doen) tezamen te stellen tot iets, dat opnieuw dat affect is, maar dat nu niet meer bestaat uit de oorspronkelijke psychische „materie”, maar uit ervaringen uit de
18