„in deze tijd” bepaalde mensen een soort straffeloosheid genoten. Wat de Jodenvijanden van hen zeiden, gold natuurlijk als een woeste overdrijving en de fatsoenlijke Joden meenden dat zij alles moesten verzwijgen. Daaruit kon een solidariteit van allen ten behoeve van de gemeenheden van enkelen geconstrueerd worden door onze tegenstanders. Juist de minderwaardige onder de Joden bezaten een dekking door middel van onze vijanden, terwijl onze goede diep beledigd werden in hun eergevoel.
De nieuwe nationaal-Joodse beweging wil ook hierin een verandering brengen. Deze beweging is vijftien jaar geleden van onze Universiteiten uitgegaan en zij heeft een glans van idealen behouden, zelfs nu zij al sinds jaar en dag in het practische leven is getreden en met de omstandigheden daarvan rekening houdt. Hoeveel dwaze voorstellingen zijn er over ons herboren Joods nationalisme verspreid! „Die Welt” zal ze vernietigen. Men scheldt ons tegelijkertijd uit voor reactionnairen en revolutionnairen, terwijl wij toch een gematigde, gezonde vooruitgang wensen.
Wij hangen met ons gevoel aan het oude, dat is waar, wij houden van het mooie verleden van ons volk, vol van strijd en lijden; maar toch willen wij niet terug in welke geestesbeperking ook. Het is slechts de taak van poëzie en geschiedschrijving, waaraan wij ons naar gelang van de ruimte in ons blad zullen wijden, om van vroegere toestanden te vertellen.
Zulke herinneringen behoren aan ons alleen, de schoonheid van de verwachtingen delen wij met alle mensen. „In deze tijd” van hernieuwde Joodse ellende gebeuren er ook waarlijk prachtige dingen in de wereld. De natuurkrachten worden overwonnen, de cultuur verovert rusteloos nieuwe gebieden, door de onderlinge omgang der volkeren ontwikkelen zich nieuwe mildere zeden, en een diep verlangen naar sociale hervormingen drijft naast de armen ook de goede mensen aan. De jeugd van het nationale Jodendom neemt aan al deze werkzaamheden en bewegingen deel — niet zozeer om der wille van het egoïstische voordeel van ons volk alleen, maar ook voor het welzijn van andere mensen. Dat zal ook in ons blad duidelijk worden.
En tussen herinnering en hoop staat onze daad. Op onderzoek der toestanden, inzicht in de politieke wereldsituatie en vereniging van alle krachten is ons werk gegrondvest.
„Die Welt” zal het orgaan zijn van die mannen, die het Jodendom uit deze tijd omhoog naar betere tijden willen leiden. Wenen, 3 Juli 1897.
49