Theodor Herzl, keur uit zijn geschriften

Daar is het, Joden! Geen sprookje, geen bedrog! Ieder kan zich overtuigen, want ieder draagt een stuk van het beloofde land mee over, deze in zijn hoofd, gene in zijn armen, en een derde in het bezit, dat hij verworven heeft.

Alleen zou het de schijn kunnen wekken, of dit een zaak wordt van lange duur! Ook in het gunstigste geval zou het begin van een staatsinrichting nog vele jaren op zich laten wachten. Intussen worden overal Joden bespot, gekrenkt, gescholden, geranseld, geplunderd en vermoord. Neen, wanneer we maar beginnen met de uitvoering van het plan, dan komt het antisemietisme overal dadelijk tot stilstand. Want het is het vredestractaat. Als de Jewish Company is opgericht, zal deze tijding in één dag naar de verste hoeken der aarde door onze bliksemsnelle draden overgebracht zijn.

En dan begint de verlichting ogenblikkelijk. Uit de middenstand verdwijnt het te veel aan middelmatige intellecten. Zij stromen tot onze eerste organisatie toe en vormen daar onze eerste technici, officieren, leraren, ambtenaren, juristen, artsen. En zo gaat de zaak door, snel en toch zonder schokken.

Men zal in de synagogen bidden voor het gelukken van het werk. Maar ook in de kerken! Het is de bevrijding van een druk waaronder allen hebben geleden.

Maar eerst moet het helder worden in de hoofden. De gedachte moet uitvliegen tot in de verste armelijke gaten, waar onze mensen wonen. Ze zullen gewekt worden uit hun sombere druk, want ons aller leven krijgt nieuwe inhoud. Ieder behoeft slechts aan allen te denken en reeds wordt het een geweldig leger.

En welk een roem wacht de onbaatzuchtige strijder voor deze zaak!

Daarom verwacht ik, dat een geslacht van Joden als een wonder zal opstijgen uit de aarde. De Maccabeeën zullen weder opstaan.

Nog eenmaal zij het woord van de aanvang herhaald: De Joden, die willen, zullen hun staat hebben.

Wij zullen eindelijk als vrije lieden op onze eigen bodem leven en in ons eigen land rustig sterven.

De wereld zal door onze vrijheid bevrijd worden, door onze rijkdom verrijkt en vergroot door onze grootheid.

En wat wij daarginds slechts voor onze eigen glorie beproeven, zal machtig medewerken aan het heil aller mensen.

32