Theodor Herzl, keur uit zijn geschriften

ons kan benadelen? Dat bestrijd ik met kracht en klem. Wat ik voorstel, kan slechts uitgevoerd worden met de vrije toestemming der Joodse meerderheid. Het kan gericht zijn tegen alleenstaande, zelfs tegen groepen van de thans machtige Joden — maar nooit of te nimmer van de staat uit tegen alle Joden. Men kan de rechtsgelijkheid der Joden, daar waar ze eenmaal bestaat, niet meer opheffen, want zelfs de voorbereidende pogingen daartoe zouden alle Joden, arm en rijk, in de armen der revolutionaire partijen drijven. Reeds het begin van officiële onrechtvaardigheden tegen de Joden heeft overal economische crises ten gevolge. Men kan dus weinig van belang tegen ons uitrichten, zonder zich zelf daarmee te schaden. Intussen groeit en groeit de haat, De rijken bemerken daar niet veel van, maar onze armen! Vraagt het onze armen, die sinds de opleving van het antisemietisme erger dan ooit geproletariseerd worden.

Misschien zullen enige welwillenden menen, dat de druk nog niet groot genoeg is voor emigratie, en zelfs bij gewelddadige uitdrijvingen zou blijken, hoe ongaarne onze mensen wegtrekken. Ja, omdat zij niet weten waarheen! Daar zij nog van de ene ellende in de andere komen. Maar wij wijzen hun de weg naar het beloofde land. En de vreselijke macht der gewoonte moet de schone macht der geestdrift bestrijden.

Zijn de vervolgingen niet meer zo boosaardig als in de middeleeuwen? Ja, maar onze gevoeligheid is toegenomen, zodat wij vermindering in ons lijden niet voelen. De lange vervolgingen hebben onze zenuwen overprikkeld.

En als men nog zegt; de onderneming is hopeloos, zelfs wanneer wij het land en de souvereiniteit krijgen, daar slechts de armen meegaan? Juist dezen hebben wij in de eerste plaats nodig! Slechts de desperado’s zijn voor veroveringen bruikbaar.

Iemand zal zeggen: Ja, als dat mogelijk was, zou het allang gebeurd zijn!

Vroeger was het niet mogelijk. Thans is het mogelijk. Nog voor honderd, voor vijftig jaar zou het een utopie zijn geweest. Thans is het werkelijkheid. De rijken, die een heerlijk overzicht hebben over alles wat op technisch gebied bereikt is, weten heel goed, wat er met geld te doen is. En zo zal het gaan. Juist de armen, de een-voudigen, die niet vermoeden, welke overmacht de mens reeds bezit over de natuurmachten, zullen in de nieuwe boodschap het sterkste vertrouwen hebben. Want zij hebben de hoop op het Beloofde Land niet verloren.

31