Theodor Herzl, keur uit zijn geschriften

lezen, zal zich door de gebreken niet laten afstoten. Hij zal eerder nog aangespoord worden met alle kracht zijner scherpzinnigheid deel te nemen aan een werk, dat niet de enkeling behoort, om dit te verbeteren.

Heb ik niet vanzelfsprekende dingen verklaard, en gewichtige bezwaren overzien?

Enige tegenwerpingen heb ik getracht te weerleggen, ik weet dat er nog vele andere zijn, van hogere en lagere orde.

Tot de bezwaren van hoger orde dit, dat op de wereld de noodtoestand der Joden niet de enige is. Ik geloof echter, dat wij maar moeten beginnen een deel der ellende uit de weg te ruimen; zelfs al is die voorlopig alleen die van ons zelf.

Verder kan men zeggen, dat wij geen nieuwe verschillen tussen de mensen moesten brengen, geen nieuwe grenzen trekken, maar liever de oude moesten opheffen. Ik geloof, dat het de beminnelijke dwepers zijn, die zo denken, doch het stof van hun gebeente zal reeds lang spoorloos zijn verstrooid, als de nationale idee nog steeds zal bloeien. De algemene verbroedering is nog niet eens een schone droom. Wij hebben de vijand nodig om ons tot de hoogste inspanning op te voeren.

Doch wat nu? De Joden zullen in hun eigen land geen vijanden meer hebben, en waar zij in welvaart verzwakken en minder worden, zal nu eerst recht het Joodse volk ten onder gaan? Ik ben van mening, dat de Joden altijd genoeg vijanden hebben, evenals iedere andere natie. Wanneer zij echter op eigen bodem staan, kunnen zij nimmer meer over de wereld verstrooid worden. Een herhaling van de diaspora bestaat niet, zolang niet de ganse beschaving der wereld ineenvalt. En dit kan slechts een onnozele bevreesd maken. De huidige beschaving heeft genoeg machtsmiddelen om zich te verdedigen.

De bezwaren van lagere orde zijn talloos, zoals er ook meer mensen zijn van lagere dan van hogere orde. Enige bekrompen voorstellingen trachtte ik te bestrijden.

Wie zich onder de witte vlag met de zeven sterren wil scharen, moet meehelpen in deze veldtocht der geestelijke bevrijding. Misschien zal de strijd in de eerste plaats gevoerd moeten worden tegen menige boosaardige, bekrompen, kleinzielige Jood.

Zal men niet zeggen, dat ik de antisemieten wapens in handen geef? Waarom? Omdat ik de waarheid toegeef? Omdat ik niet beweer, dat wij louter voortreffelijke mensen onder ons tellen?

Zal men niet zeggen, dat ik een weg aanwijs, langs welke men

30