Theodor Herzl, keur uit zijn geschriften

Titel
Theodor Herzl, keur uit zijn geschriften

Jaar
1954

Overig
Redactie: dr. J. Melkman

Pagina's
66



mijn stamgenoten mij vermoedelijk het hefstigst bestrijden. Ze zullen mij pas geloven als ze weer eens door een Jodenvervolging bezocht worden. Hoe langer het antisemietisme op zich laat wachten, des te grimmiger zal het losbreken. De infiltratie der emigrerende, door een schijn van veiligheid aangelokte Joden, werkt dan samen met de toenemende klassenstrijd der autochthone Joden en zal met geweld de uitbarsting teweeg brengen. Niets is eenvoudiger dan deze nuchtere conclusie.

Het feit echter, dat ik haar onbeschroomd heb getrokken, slechts rekening houdend met de waarheid, zal mij naar alle waarschijnlijkheid de tegenspraak en de vijandschap der beter gesitueerde Joden op de hals halen. Voor zover slechts particuliere belangen in het gedrang komen van lieden, die zich uit bekrompenheid of lafheid bedreigd voelen, zou men die met een minachtend glimlachje op zij kunnen schuiven. Want de zaak der armen en verdrukten is van groter gewicht. Maar ik wil van de aanvang af tegen verkeerde voorstellingen waken, en in de eerste plaats tegen deze, dat de bezittende Joden, als dit plan verwezenlijkt mocht worden, aan have en goed te kort zou worden gedaan. Daarom zal ik de vermogensrechtelijke kant ervan uitvoerig uiteenzetten aan de hand der literatuur, dan blijft vanzelf de zaak bij het oude.

Ernstiger ware de tegenwerping, dat ik het antisemietisme in de hand werk, als ik ons een volk, één volk noem, dat ik de assimilatie der Joden, daar waar ze te gebeuren staat, verhinder, of daar waar ze zich al voltrokken heeft achteraf nog in gevaar zou brengen, voor zover ik dan als alleenstaande schrijver iets zou vermogen te verhinderen of in gevaar brengen.

Dit verwijt zal uit Frankrijk komen. Ik verwacht het ook uit andere oorden, doch wil de Franse Joden al bij voorbaat antwoorden, daar zij het sterkste voorbeeld zijn.

Hoezeer ik ook de individualiteit eerbiedig, de sterke individualiteit van de staatsman, de uitvinder, de kunstenaar, de wijsgeer of de veldheer, en ook de individualiteit van een groep mensen als geheel, die wij een volk noemen, hoezeer ik ook de individualiteit eerbiedig, betreur ik toch niet haar ondergang. Wie ten onder wil, kan en moet gaan, die ga ten onder. De nationale individualiteit van het Joodse volk echter kan, wil noch moet ten onder gaan. Zij vermag dit niet, daar onze vijanden haar bijeenhouden. Zij wil het niet; in tweeduizend jaren van vreselijk lijden heeft zij dit bewezen. Zij mag niet bezwijken, dit tracht ik, met vele andere Joden, die de hoop niet opgaven, in dit opstel aan te tonen. Hele

18

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.