41
andere personen ter sprake, die op hun beurt ook weer gehoord zouden kunnen worden. Het onderzoek zou op deze wijze nog lange tijd gerekt worden. Daar evenwel niet veel nieuwe gezichtspunten te verwachten waren en om des tijds wille besloot de commissie het rapport op grond van de tot op heden verkregen gegevens samen te stellen.
De commissie laat gaarne ter beoordeling aan bevoegde instanties der overheid over in hoeverre maatregelen genomen moeten worden tegen verschillende in dit rapport genoemde personen, die van grove nalatigheid hebben blijk gegeven.
Samenvatting van de resultaten van het onderzoek.
De commissie is van oordeel:
X. dat voor de hulpverlening aan de Nederlandse krijgsgevangenen zowel door het Nederlandse Rode Kruis te ’s-Gravenhage als door het London-Committee van het N.R.K. en de Nederlandse Regering te Londen veel is gedaan om deze gevangenen van voedselpakketten en kleding te voorzien. 1
2. dat de resultaten van de hulpverlening aan politieke gevangenen in het buitenland vanuit Nederland belangrijk beter hadden kunnen zijn, indien het toenmalig functionnerend hoofdbestuur van het N.R.K. te ’s-Gravenhage meer moed, initiatief en fantasie had getoond door bedoelde hulpverlening, ondanks alle tegenwerking der Duitsers, desnoods langs illegale wegen, toch door te zetten.
3. dat de Nederlandse Regering te Londen haar taak betreffende de zorg voor de politieke gevangenen en gedeporteerde Joden afgeschoven heeft op andere instanties, zonder er zich voldoende van te overtuigen, of deze taak naar behoren werd uitgevoerd.
4. dat het een grove nalatigheid van de Nederlandse Regering in Londen en het London-Comité is geweest, dat tot Juni 1944 geen enkele maatregel, zelfs niet het registreren van aldaar bekende namen van politieke gevangenen en gedeporteerde Joden, was genomen om de directe hulpverlening aan genoemde gevangenen te organiseren, zulks in tegenstelling met andere naties.
5. dat in de jaren 1944 en 1945 de activiteit van de meeste officiële Nederlandse'instanties in Londen nog zo gering was, en eventuele toegezegde financiële hulp zo traag werd uitbetaald, dat iedere poging tot hulpverlening vrijwel tot mislukking gedoemd was.
6. dat het Departement van Sociale Zaken en de onder dit departement ressorterende repatriëringsdienst door hun onvoldoende medewerking — ondanks de activiteit van enkele ambtenaren — er de oorzaak van zijn, dat belangrijke kansen tot hulpverlening via Zweden door middel van evacuatie niet zijn benut.